Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/NN personeel B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 28 juli 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:8371
Cao Ontslagcommissie niet bevoegd om toestemming te verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst van een ongebonden werknemer. Geen ruime dynamische reikwijdte van het incorporatiebeding. Vernietiging opzegging.

Feiten

Werknemer is op 1 februari 1988 in dienst getreden bij ING Verzekeringen N.V. Bij brief van 30 november 2018 is werknemer per 1 december 2018 boventallig verklaard. Werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Nadat dit bezwaar ongegrond is verklaard, heeft werknemer beroep ingesteld bij de Beroepscommissie Reorganisatiekader. Dit beroep is bij uitspraak van 15 februari 2019 ongegrond verklaard. Op 25 maart 2019 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 2 juli 2019 heeft NN Personeel een ontslagverzoek ingediend bij de Cao Ontslagcommissie Nationale Nederlanden (hierna: de Cao Ontslagcommissie). Werknemer heeft verweer gevoerd. Op 13 augustus 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij uitspraak van 29 augustus 2019 heeft de Cao Ontslagcommissie NN Personeel toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. NN Personeel heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer daarop opgezegd. Omdat duidelijk werd dat werknemer niet tijdig hersteld zou zijn, heeft NN Personeel – met instemming van werknemer – de opzegging ingetrokken. Op 7 augustus 2020 is werknemer hersteld gemeld. Op 16 oktober 2020 heeft NN Personeel een tweede ontslagverzoek ingediend bij de Cao Ontslagcommissie. Werknemer heeft verweer gevoerd. Op 4 december 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Nadat partijen hebben gereageerd op een aanvullende vraag van de Cao Ontslagcommissie, heeft de Cao Ontslagcommissie bij uitspraak van 8 januari 2021 NN Personeel toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW. NN Personeel heeft de arbeidsovereenkomst met werknemer bij brief van 14 januari 2021 opgezegd per 1 maart 2021. Het gaat in deze zaak primair om de vraag of de opzegging door NN Personeel moet worden vernietigd.

Oordeel

Werknemer betwist dat de Cao NN op hem van toepassing is en bestrijdt dat de Cao Ontslagcommissie bevoegd is te oordelen over zijn arbeidsovereenkomst. Dat werknemer niet is aangesloten bij een vakbond en dat de Cao NN niet algemeen verbindend is verklaard, staat niet ter discussie, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Blijft over de mogelijkheid dat werknemer, zoals NN Personeel stelt, is gebonden omdat in zijn arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de Cao NN van toepassing is en daarmee dat deze is geïncorporeerd in zijn arbeidsovereenkomst. Vaststaat dat in de arbeidsovereenkomst die werknemer op 22 december 1987 sloot een incorporatiebeding is opgenomen dat van toepassing verklaart: “de CAO voor het verzekeringsbedrijf Binnendienst”. Dat uit het incorporatiebeding volgt dat ook andere versies van andere cao’s dan de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst, door de contractspartijen bedoeld kunnen zijn, volgt nergens uit. Uit niets blijkt dat partijen in de arbeidsovereenkomst bedoeld hebben af te spreken dat elke (andere) cao die toepasselijk is op (rechtsopvolgers van) zijn werkgever ook automatisch geïncorporeerd is in de arbeidsovereenkomst van werknemer. Zodanig dynamisch is het incorporatiebeding niet geformuleerd en uit niets volgt dat in de gegeven omstandigheden werknemer er in redelijkheid bedacht op behoefde te zijn dat er een geheel andere cao, in dit geval de CAO NN, op zijn arbeidsrelatie van toepassing werd. Daarbij is ook van belang dat de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst nog steeds een geldige cao is en dat de Cao NN daarvan niet de opvolger is. Als (de rechtsvoorganger van) NN Personeel aan het incorporatiebeding een dergelijke, door haar voorgestane, ruime dynamische reikwijdte had willen geven, dan had zij dit op vrij eenvoudige wijze kunnen bewerkstelligen door met zoveel woorden in de arbeidsovereenkomst op te nemen dat telkens de meest recente versie van de op haar van toepassing zijnde cao deel uit zou maken van de arbeidsovereenkomst. Dat is echter niet in het in de arbeidsovereenkomst met werknemer opgenomen incorporatiebeding te lezen en valt daaruit ook niet op te maken. Dat NN Personeel in de Cao NN een opvolger heeft gevonden voor de cao voor het verzekeringsbedrijf binnendienst, houdt niet automatisch in dat deze cao dan ook de cao is die geïncorporeerd is in de arbeidsovereenkomst met werknemer. Niet valt in te zien dat NN Personeel dit redelijkerwijs van werknemer mag verwachten op grond van het incorporatiebeding. Gesteld noch gebleken is dat (de rechtsvoorgangers van) NN Personeel werknemer hebben geïnformeerd over de toepasselijkheid van (nieuwe versies van) de Cao NN. Dat had wel in de rede gelegen als er via het incorporatiebeding een geheel nieuwe cao op de arbeidsrelatie van toepassing zou zijn geworden. De kantonrechter komt met het voorgaande tot het oordeel dat de Cao NN niet is geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst tussen NN Personeel en werknemer. Daaraan doet niet af dat werknemer in de loop van de tijd genoten heeft van – door NN Personeel niet nader omschreven – loonsverhogingen en overige arbeidsvoorwaarden opgenomen in deze cao. Daaruit kan niet zonder meer de gebondenheid van werknemer worden afgelezen; NN Personeel kan immers op andere gronden verplicht zijn werknemer deze arbeidsvoorwaarden aan te bieden. De omstandigheid dat werknemer in 2018 een procedure bij de Beroepscommissie heeft gevoerd, maakt evenmin dat werknemer zich zou hebben gebonden aan de Cao NN. De bevoegdheid van de Cao Ontslagcommissie kan door NN Personeel niet met succes op het tweede lid van artikel 7:671a BW worden gegrond, nu werknemer niet aan de Cao NN is gebonden waarin deze is aangewezen. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter van oordeel is dat de bevoegdheid van de Cao Ontslagcommissie om toestemming te verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werknemer en de gehoudenheid van werknemer aan dat oordeel, niet kan worden ontleend aan gebondenheid van werknemer aan de Cao NN, hetzij door incorporatie van die cao in zijn arbeidsovereenkomst hetzij doordat hij anderszins gebonden is aan deze cao. Op grond van artikel 14 Wet Cao is NN Personeel, zoals zij stelt, verplicht de Cao NN ook waar het werknemer betreft te volgen. Dat houdt echter nog niet in dat werknemer gebonden is aan de Cao NN. Het heeft ermee te maken dat NN Personeel geen onderscheid mag maken tussen gebonden en ongebonden werknemers. Bovendien is het niet zo dat er dus voor haar een onaanvaardbare situatie ontstaat bij het vragen om toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer te mogen opzeggen, althans dat valt niet in te zien zonder nadere onderbouwing van NN Personeel. Zij had bijvoorbeeld de door haar genoemde onaanvaardbare situatie kunnen voorkomen, door de bepalingen van de cao over het instellen van een ontslagcommissie algemeen verbindend te laten verklaren. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter van oordeel is dat de Cao Ontslagcommissie niet bevoegd was om NN Personeel toestemming te verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werknemer. De op die toestemming gebaseerde opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemer door NN Personeel bij brief van 14 januari 2021, is dus niet rechtsgeldig en het verzoek van werknemer om vernietiging van die opzegging zal worden toegewezen.