Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 juli 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:2450
Feiten
Bekaert Combustion Technology B.V. (hierna: BCT) is een dochtervennootschap van een internationaal concern dat in circa 120 landen met in totaal ongeveer 28.000 werknemers actief is. Het concern houdt zich bezig met het produceren van hoogwaardige staalproducten. BCT is een van de productielocaties van het concern. Bij BCT werken 190 werknemers en ruim 40 uitzendkrachten. Op 12 januari 2021 heeft BCT aan haar ondernemingsraad (hierna: de OR) een ‘adviesaanvraag risicospreiding’ voorgelegd over het voorgenomen besluit tot verplaatsing van een deel van de productiecapaciteit naar de fabriek van het concern in Roemenië, waardoor arbeidsplaatsen in Assen komen te vervallen. BCT is met dit voorgenomen besluit – onder meer – voornemens de lijnen waarin het voorbereidende werk wordt volbracht te verdelen over twee productielocaties. Door de productie te spreiden over Nederland en Roemenië wordt BCT minder kwetsbaar voor externe bedreigingen die ervoor kunnen zorgen dat de gehele productie stilvalt, zoals brand of COVID-19, aldus BCT. Met dit besluit zouden zestien van de 24 arbeidsplaatsen in Assen komen te vervallen. De OR heeft BCT op 15 februari 2021 geadviseerd het voorgenomen besluit niet te nemen. De OR acht de voorgestelde (kleinere) bezetting aan vaste mensen vanuit een oogpunt van risicospreiding onbegrijpelijk. De OR schrijft dat het er alle schijn van heeft dat het voornemen tot het besluit is ingegeven door kostenoverwegingen, aangezien de lonen in Roemenië lager liggen dan in Nederland. Op 18 februari 2021 heeft BCT het besluit genomen. De OR verzoekt de Ondernemingskamer (1) te oordelen dat BCT in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 18 februari 2021 tot het overplaatsen van productiewerkzaamheden naar Roemenië, (2) BCT te gebieden dat besluit in te trekken en de gevolgen van het besluit ongedaan te maken en (3) haar te verbieden verdere uitvoering te geven aan dat besluit.
Oordeel
Wezenlijke invloed
De stelling dat de OR geen wezenlijke invloed heeft kunnen uitoefenen op het voorgenomen besluit, wordt door de Ondernemingskamer verworpen. Het is niet aannemelijk geworden dat de verplaatsing van een deel van de productie op het moment van de adviesaanvraag reeds een gegeven was. Het enkele feit dat de adviesaanvraag als aanleiding vermeldt dat BCT zich in navolging van de eisen van haar klanten heeft ‘gecommitteerd om productiemogelijkheden elders op te vangen voor het geval levering vanaf onze productielocatie in Assen door onvoorziene omstandigheden niet kan worden gegarandeerd’, betekent niet dat het advies van de OR niet meer van wezenlijke invloed heeft kunnen zijn op het uiteindelijke besluit.
Beweegreden kan bestreden besluit niet dragen
In de adviesaanvraag van 12 januari 2021 heeft BCT de voorgenomen verhuizing gebracht als risicobeperkende maatregel. Op 29 januari 2021 heeft de OR de vraag gesteld welke volumeverdeling tussen Assen en Roemenië BCT daarbij voor ogen had. Die vraag is aanvankelijk onbeantwoord gebleven, maar na aandringen volgde het antwoord dat die volumeverdeling grofweg langs de lijn van het aantal betrokken arbeidsplaatsen zou plaatsvinden. Als 2/3 van de arbeidsplaatsen van Assen naar Roemenië verhuist, verhuist ook grofweg 2/3 van het productievolume, zo begrijpt de Ondernemingskamer. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien dat – als gevolg van de risicobeperkende maatregel van spreiding van productie over Nederland en Roemenië – met de helft van de machines tevens een aanmerkelijk groter deel dan de helft van het werk uit Assen verdwijnt. De bestuurder had deze voorgenomen keuze al in de adviesaanvraag moeten motiveren, maar in elk geval gedurende het adviestraject daarna. Dit heeft hij nagelaten en in zoverre slaagt het beroep van de OR: de beweegreden die ten grondslag is gelegd aan het voorgenomen besluit kan dit bestreden besluit niet dragen. De OR heeft voorts terecht geklaagd over het feit dat BCT onvoldoende inzicht heeft geboden in de gevolgen die het bestreden besluit heeft voor haar medewerkers. Zo is het vrijwillig vertrekprogramma geschetst, maar niet is omschreven wat werknemers die worden ontslagen te wachten staat, indien zich voor het vertrekprogramma onvoldoende vrijwilligers aandienen. Bovendien heeft het besluit alleen betrekking op de vrijwillige vertrekregeling; over gedwongen ontslagen wordt slechts vermeld dat geprobeerd wordt deze te minimaliseren. Volgt toewijzing van het verzoek van de OR.