Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ Randstad Uitzendbureau B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 8 december 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:6015
Werkgever is op basis van de afwijkende regeling in de ABU-cao het loon verschuldigd dat hoort bij de functie van de toepasselijke functiegroep van de opdrachtgever van het uitzendbureau en niet het loon in de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt.

Feiten

Werkneemster is vanaf 13 juni 2016 tot en met 1 februari 2018 bij Randstad in dienst geweest op basis van opvolgende uitzendovereenkomsten. Op het dienstverband is steeds de ABU-cao van toepassing geweest. In de schriftelijke bevestiging van uitzending en uitzendovereenkomst van 13 juni 2016 staat dat werkneemster door Randstad met ingang van 13 juni 2016 wordt uitgezonden aan opdrachtgever X B.V. Werkneemster maakte tijdens het dienstverband met Randstad deel uit van een ‘Flexteam’ voor een opdrachtgever van X B.V. en Y B.V. Y B.V. betaalde in de periode van het dienstverband van werkneemster haar eigen werknemers een hoger uurloon. Werkneemster heeft bij brief van 30 september 2020 verzocht om betaling van het verschil in loon tussen haar loon en het loon van de werknemers in dienst van Y B.V. Randstand heeft hierop gereageerd dat werkneemster op grond van het dienstverband met Randstad uitsluitend ter beschikking is gesteld aan X B.V. en dat werkneemster het juiste loon volgens de inlenersbeloning van X B.V. heeft ontvangen, zodat Randstad geen betaling is verschuldigd. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat zij recht heeft op hetzelfde loon als de werknemers van Y B.V. en vordert betaling van het verschil in loon.

Oordeel

De kantonrechter stelt vast dat cao-bepalingen van de ABU-cao een van artikel 8 lid 1 Waadi afwijkende regeling vormen. Uit de regeling in de artikelen 19 en 20 van de ABU-cao volgt dat de uitzendkracht geen recht heeft op het loon in de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, maar op de beloning voor de functie van de toepasselijke functiegroep van de opdrachtgever van het uitzendbureau (de inlener). Bij het dienstverband van werkneemster is de inlener X B.V. Niet is gesteld of gebleken dat werkneemster behoort tot een specifieke groep als bedoeld in artikel 27 van de ABU-cao, waardoor zij op grond van artikel 19 lid 1 van de ABU-cao geen recht zou hebben op de inlenersbeloning. De kantonrechter oordeelt dat de grondslag van de vordering van werkneemster artikel 8 lid 1 van de Waadi is, en die wordt beperkt door de ABU-cao. Daarmee is de grondslag voor de vordering onvoldoende. Randstad is op basis van de afwijkende regeling in de ABU-cao dan ook het loon verschuldigd dat hoort bij haar functie volgens de functiegroepindeling van X B.V. Werkneemster heeft de vordering daarop niet gebaseerd, zodat de vordering moet worden afgewezen.