Naar boven ↑

Rechtspraak

Bierens Incasso Advocaten B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 22 maart 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:2248
Werknemer die tijdens werktijd vanaf zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé-e-mailadres diverse documenten verstuurt die nuttig kunnen zijn voor zijn website en/of onderneming handelt niet in strijd met het nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding.

Feiten

Bierens is een advocatenkantoor gespecialiseerd in nationale en internationale business-to-business incasso. Werknemer is op 1 december 2017 bij Bierens in dienst getreden als advocaat naar Italiaans recht. De arbeidsovereenkomst is op 1 februari 2019, door het niet verlengen van de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, geëindigd. In de periode van 27 maart 2018 tot en met 31 januari 2019 heeft werknemer vanaf zijn zakelijke e-mailadres een aantal documenten naar zijn privé-e-mailadres doorgestuurd. Daarnaast is hij een eigen onderneming begonnen, die zich richt op internationale business-to-business incasso. Volgens Bierens heeft werknemer in strijd met onder meer het nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding gehandeld. In verband hiermee heeft Bierens bij de kantonrechter in conventie onder meer gevorderd: (a) een verbod op het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen van Bierens, (b) veroordeling van werknemer tot het retourneren van alle door hem doorgestuurde documenten en bestanden en het vernietigen van kopieën daarvan en (c) veroordeling van werknemer tot betaling van € 25.000 aan verbeurde boetes. De kantonrechter heeft de vorderingen van Bierens afgewezen en Bierens veroordeeld tot opheffing van de door haar ten laste van werknemer gelegde beslagen. In hoger beroep heeft Bierens gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en haar vorderingen in conventie alsnog toewijst.

Oordeel

Nevenwerkzaamhedenbeding

Het staat vast dat werknemer op 11 januari 2019 een eenmanszaak heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel die zich bezighoudt met soortgelijke dienstverlening als Bierens. Ook staat vast dat werknemer op 1 februari 2018 een domeinnaam heeft geregistreerd en dat werknemer in januari 2018 een factuur heeft ontvangen voor de opzet van zijn website en in oktober 2018 een offerte voor aanvullende werkzaamheden voor zijn website. Ook heeft werknemer tijdens werktijd vanaf zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé-e-mailadres diverse documenten verstuurd die nuttig kunnen zijn voor zijn website en/of onderneming. Deze activiteiten acht het hof op zichzelf onvoldoende om te kunnen aanmerken als nevenwerkzaamheden in de zin van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst. Bierens heeft uitsluitend verwezen naar de tekst van het beding en die tekst rechtvaardigt redelijkerwijs niet een zó ruime uitleg van artikel 11 dat voorbereidingshandelingen als door werknemer zijn ontplooid geacht worden onder dit artikel te vallen. Er bestaat onvoldoende grond voor de veronderstelling van Bierens dat voor het einde van het dienstverband daadwerkelijk bedrijfseconomische activiteiten zijn ontplooid binnen het kader van een eigen onderneming van werknemer. Bierens stelt wel dat de website van werknemer eerder dan april 2019 online is gegaan, maar niet gebleken is dat werknemer voor het einde van zijn dienstverband via zijn website contact heeft gelegd met potentiële klanten en offertes heeft uitgebracht dan wel andere wezenlijke activiteiten voor zijn onderneming heeft verricht.

Geheimhoudingsbeding

Partijen zijn het erover eens dat het op grond van het geheimhoudingsbeding verboden is om ‘company data’ te gebruiken voor derden of voor eigen gebruik en dat vertrouwelijk omgegaan dient te worden met gegevens die een werknemer ter kennis komen. Vast staat dat werknemer vanaf zijn zakelijke e-mailadres diverse documenten naar zijn privé-e-mailadres heeft verzonden. Het betreft overeenkomsten van Bierens en standaardbrieven die zij hanteert bij de opstart van een incasso. Dat werknemer deze informatie heeft gedeeld met derden of voor zichzelf heeft gebruikt, is niet komen vast te staan. Bierens heeft dat vermoeden, omdat werknemer geen enkele noodzaak had voor zijn handelwijze, terwijl hij daarbij met het oog op zijn eigen onderneming wel een belang had. Op basis van een vermoeden kan echter geen schending van het geheimhoudingsbeding aangenomen worden. Het is evenmin gebleken dat werknemer de op hem rustende verplichting heeft geschonden om vertrouwelijk met deze informatie om te gaan. De tekst van het geheimhoudingsbeding is onvoldoende om Bierens te kunnen volgen in haar stelling dat reeds het buiten het bedrijf van Bierens brengen van deze informatie (via het versturen van documenten van een zakelijk naar privé-e-mailadres) een inbreuk op dit beding oplevert. Het hof oordeelt dat een overtreding van artikel 13 niet is komen vast te staan. Gelet op het voorgaande is het hof net als de kantonrechter van oordeel dat van een overtreding van artikel 11 en/of artikel 13 van de arbeidsovereenkomst niet is gebleken. Werknemer is daarom geen boete op grond van artikel 11 en/of 15 van de arbeidsovereenkomst verschuldigd aan Bierens.