Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 23 november 2022
ECLI:NL:RBMNE:2022:4909
Feiten
StiPP is een op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Zij laat bij werkgevers controles op de naleving van de afdrachtplicht van pensioenpremies verrichten door de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU), die op haar beurt daarvoor instanties als Providius en Normec inschakelt. Eiser c.s. vordert een verklaring voor recht dat hij jarenlang onverschuldigd pensioenpremie over de - door hem aan werknemers betaalde - ORT aan StiPP heeft betaald, dan wel dat StiPP door deze te veel betaalde pensioenpremie ongerechtvaardigd is verrijkt, dan wel dat StiPP met haar handelwijze een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens hem en vordert een bedrag van € 204.040,97. StiPP stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is tot restitutie van de door eiser c.s. betaalde premies over te gaan. Eiser c.s. heeft na het tussenvonnis van 15 juni 2022 een akte onderbouwing correctieregels en herziene berekening vordering met producties ingediend. StiPP heeft op dezelfde roldatum ook een akte ingediend, waarin zij op de akte van eiser c.s. reageert.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen, uitgaande van hetgeen in de eerdere tussenvonnissen is bepaald, overeenstemming bestaat over de hoogte van de premie over de ORT die eiser c.s. over de jaren 2012 t/m 2018 onverschuldigd aan StiPP heeft afgedragen. De primaire vordering dat voor recht wordt verklaard dat eiser c.s. over de jaren 2012 tot en met 2018 onverschuldigd pensioenpremie over de door hem aan werknemers betaalde ORT aan StiPP heeft betaald, wordt toegewezen. De toegewezen verklaring voor recht dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling biedt naar het oordeel van de kantonrechter geen grondslag voor de gevorderde verklaring voor recht dat StiPP aansprakelijk is voor de door eiser c.s. geleden en te lijden schade. Deze vordering wordt afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht betreffende verrekening is te algemeen om als zodanig te kunnen worden toegewezen. De kantonrechter verwijst naar de wettelijke bepalingen omtrent verrekening. StiPP wordt veroordeeld binnen twee weken na betekening van het vonnis een bedrag van in totaal € 104.321 aan eiser c.s. te betalen.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
StiPP heeft de kantonrechter in haar antwoordakte onderbouwing schade van 2 maart 2022 verzocht om bij eindvonnis de veroordeling tot terugbetaling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, mede vanwege de negatieve gevolgen die een zodanige veroordeling op de pensioenkapitalen van de werknemers kan hebben. Dit is volgens StiPP zeer ongewenst en ook zeer onpraktisch indien in een hoger beroep geoordeeld zou worden dat eiser c.s. geen recht had op terugbetaling van de premie voor ORT. Eiser c.s. heeft hier geen verweer tegen gevoerd en ook overigens niet op gereageerd. De kantonrechter heeft de veroordeling tot terugbetaling van het bedrag van € 104.321 daarom niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is voor het overige wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard.