Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontbindingsverzoek van de Staat wegens het inhoudsloos worden van de arbeidsovereenkomst afgewezen omdat de Staat niet voldoende aan zijn herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan. Re-integratieverplichtingen van de Staat lopen parallel aan herplaatsingsverplichtingen.

Feiten

Werknemer is per 19 maart 1986 in dienst getreden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ). Werknemers heeft diverse functies voor BZ vervuld. Op 9 maart 2022 heeft werknemer zich ziek gemeld. Na 19 maart 2022 heeft werknemer geen werkzaamheden meer verricht. De Staat heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen de Staat en werknemer te ontbinden. Volgens de Staat is de arbeidsovereenkomst van werknemer inhoudsloos geworden, zodat van de Staat in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Werknemer heeft in de afgelopen jaren geen reguliere functie bij BZ meer gehad, terwijl BZ het nodige in het werk heeft gesteld om werknemer naar een geschikte functie te begeleiden. Na vier jaren tevergeefse pogingen vindt de Staat dat niet langer van hem kan worden gevergd werknemer in dienst te houden. Volgens werknemer dient het verzoek te worden afgewezen en, zo niet, zou hem dan, naast de transitievergoeding een billijke vergoeding van € 617.572,68 plus (volledige) advocatenkosten moeten toekomen. Werknemer stelt dat hij arbeidsongeschikt is, waardoor het ontslagverbod tijdens ziekte aan de orde is. Daarnaast stelt hij dat de Staat onvoldoende aan zijn herplaatsings- en re-integratieverplichtingen heeft voldaan.

Oordeel 

Uit een rapportage van de bedrijfsarts blijkt dat werknemer arbeidsongeschikt is wegens medische beperkingen en dat werknemer stress heeft als gevolg van een ‘traject over de toekomst’. De stress kan volgens de bedrijfsarts afnemen als er een oplossing is tussen werkgever en werknemer. Zolang werknemer nog bij de Staat in dienst is, heeft de Staat als werkgever de verplichting om alles in het werk te stellen om werknemer arbeid te laten verrichten en om werknemer vanuit zijn situatie van arbeidsongeschiktheid weer te re-integreren zodat hij weer volwaardig kan meedoen in het arbeidsproces. Omdat werknemer thans in een situatie zit dat hij geen (vaste) functie heeft, lopen de re-integratieverplichtingen van de Staat in dit geval parallel aan de herplaatsingsverplichtingen. Van een werkgever mag worden verwacht dat deze binnen redelijke marges actief op zoek gaat naar een andere passende functie. Niet is gebleken dat de Staat in dit geval een actieve rol heeft genomen. De rol van de Staat is beperkt gebleven tot het wijzen op en het bespreken van mogelijke vacante functies. Zeker van de Staat mag worden verwacht dat actief wordt gezocht naar een passende functie nu de Staat een breed scala aan verschillende functies in verschillende functiegroepen heeft. De kantonrechter ziet niet dat niet alsnog of wederom voor werknemer een passende functie zou kunnen worden gevonden, ergens binnen de rijksoverheid. Een en ander is uiteraard nog klemmender, omdat het ook in het belang van werknemer is dat hij vanuit zijn arbeidsongeschiktheid op enigerlei wijze kan re-integreren in een passende functie, zodat hij aldus de resterende jaren tot zijn pensioen kan blijven werken. De kantonrechter is van oordeel dat de Staat onvoldoende zijn herplaatsingsverplichtingen en daarmee ook zijn re-integratieverplichtingen jegens werknemer is nagekomen. De arbeidsovereenkomst kan niet worden ontbonden en het verzoek daartoe wordt afgewezen.