Naar boven ↑

Rechtspraak

Gediscrimineerde persoon heeft niet alleen recht op gelijke behandeling (met terugwerkende kracht), maar ook op schadevergoeding van gemaakte proces- en advocatenkosten

Feiten

Het INSS heeft DX, vader van twee kinderen, met ingang van 10 november 2018 een uitkering wegens absolute duurzame arbeidsongeschiktheid toegekend, op basis van een berekeningsgrondslag van € 1.972,87. In het kader van de daarmee verband houdende bestuurlijke procedure heeft hij niet uitdrukkelijk verzocht om de in artikel 60, lid 1 LGSS vastgestelde pensioentoeslag wegens ‘moederschap’ (hierna: ‘betrokken pensioentoeslag’) voor pensioenen uit hoofde van ouderdom, duurzame arbeidsongeschiktheid of weduwschap. Onder verwijzing naar het arrest van 12 december 2019, Instituto Nacional de la Seguridad Social (Pensioentoeslag voor moeders) (C-450/18, ECLI: EU:C:2019:1075), waaruit volgt dat Richtlijn 79/7/EEG zich verzet tegen een nationale regeling zoals die van artikel 60 LGSS, die het recht op voornoemde toeslag voorbehoudt aan uitsluitend vrouwen, heeft DX op 10 november 2020 bij het INSS een aanvraag ingediend om erkenning van zijn recht op die toeslag, ten belope van 5 % van zijn uitkering wegens duurzame arbeidsongeschiktheid. Deze aanvraag is afgewezen.

De rechter heeft DX in het gelijk gesteld, wat de toeslag betreft, maar de (afschrikwekkende) schadevergoedingsvordering afgewezen. De verwijzende rechter stelt daarover de volgende vragen.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.

Naast gelijke behandeling ook adequate schadevergoeding

Met zijn eerste en zijn derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of Richtlijn 79/7/EEG, en met name artikel 6 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een door een mannelijke aangeslotene ingediende aanvraag om toekenning van een pensioentoeslag door de bevoegde autoriteit is afgewezen krachtens een nationale regeling die de toekenning van die toeslag beperkt tot vrouwelijke aangeslotenen, terwijl deze regeling directe discriminatie op grond van geslacht oplevert in de zin van Richtlijn 79/7/EEG, zoals uitgelegd door het Hof in een prejudicieel arrest dat is uitgesproken vóór het besluit tot afwijzing van deze aanvraag, de nationale rechter bij wie beroep tegen dat besluit is ingesteld die autoriteit niet alleen moet gelasten om de gevraagde pensioentoeslag toe te kennen aan de betrokkene, maar ook om hem een schadevergoeding met afschrikkende werking te betalen en hem uit dien hoofde de gerechtskosten en advocatenhonoraria in verband met zijn rechtsvordering te vergoeden, in het geval waarin het afwijzingsbesluit is vastgesteld in overeenstemming met een bestuurspraktijk die erin bestaat die regeling ondanks dat arrest te blijven toepassen, waardoor de betrokkene gedwongen wordt om zijn recht op die toeslag in rechte geldend te maken.

Wanneer, gelet op de specifieke kenmerken van de betrokken schending van het beginsel van gelijke behandeling, wordt gekozen voor een financiële schadevergoeding als maatregel om de daadwerkelijke gelijkheid van kansen te herstellen, dan moet die vergoeding adequaat zijn, in die zin dat zij de als gevolg van de discriminatie daadwerkelijk geleden schade volledig moet vergoeden overeenkomstig de toepasselijke nationale regels (zie in die zin arresten van 2 augustus 1993, Marshall, C-271/91, ECLI:EU:C:1993:335, punten 25 en 26, en 17 december 2015, Arjona Camacho, C-407/14, ECLI:EU:C:2015:831, punten 32 en 33).

Ook moet worden verduidelijkt dat de betaling aan de benadeelde van een schadevergoeding die de als gevolg van discriminatie op grond van geslacht geleden schade volledig dekt, overeenkomstig de door de lidstaten vast te stellen regels, kan waarborgen dat deze schade daadwerkelijk wordt hersteld of vergoed op een wijze die afschrikkend en evenredig is (zie in die zin Arjona Camacho, punt 37). Ten eerste mag de nationale rechter bij wie beroep is ingesteld tegen een besluit zoals het besluit bedoeld in artikel 46 van het onderhavige arrest, dat leidt tot discriminatie in verband met de materiële voorwaarden voor toekenning van de betrokken pensioentoeslag alsmede tot discriminatie in verband met de procedurele voorwaarden voor deze toekenning, zich er niet toe beperken om ten behoeve van de betrokken mannelijke aangeslotene hem met terugwerkende kracht het recht op de betrokken pensioentoeslag toe te kennen. Hoewel een dergelijke toekenning met terugwerkende kracht het in beginsel mogelijk maakt om de gelijke behandeling te herstellen wat de materiële voorwaarden voor toekenning van de betrokken pensioentoeslag betreft, kan zij immers niet de schade herstellen die voor die aangeslotene voortvloeit uit het discriminerende karakter van de procedurele voorwaarden. Hieruit volgt dat een dergelijke aangeslotene naast de toekenning – met terugwerkende kracht – van de betrokken pensioentoeslag ook aanspraak moet kunnen maken op een financiële vergoeding die adequaat is, in die zin dat zij de als gevolg van de discriminatie daadwerkelijk geleden schade volledig moet vergoeden overeenkomstig de toepasselijke nationale regels. In casu blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat het Spaanse recht voorziet in een dergelijke mogelijkheid, aangezien uit artikel 183 van wet 36/2011 volgt dat de op het gebied van de sociale zekerheid bevoegde rechters schadevergoeding moeten toekennen aan slachtoffers van discriminatie teneinde hen terug te brengen in de situatie waarin zij vóór de discriminatie verkeerden en bij te dragen aan het doel om schade te voorkomen. In deze context moet ten tweede worden gepreciseerd dat de kosten – waaronder de gerechtskosten en advocatenhonoraria – die de betrokken aangeslotene heeft gemaakt om zijn recht op de betrokken pensioentoeslag te doen gelden, moeten kunnen worden opgenomen in de financiële vergoeding, voor zover deze kosten zijn veroorzaakt doordat op hem discriminerende procedurele voorwaarden voor de toekenning van die toeslag zijn toegepast.

Conclusie

Gelet op het voorgaande moet op de eerste en de derde vraag worden geantwoord dat Richtlijn 79/7/EEG, en met name artikel 6 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een door een mannelijke aangeslotene ingediende aanvraag om toekenning van een pensioentoeslag door de bevoegde autoriteit is afgewezen krachtens een nationale regeling die de toekenning van die toeslag beperkt tot vrouwelijke aangeslotenen, terwijl deze regeling directe discriminatie op grond van geslacht oplevert in de zin van Richtlijn 79/7/EEG, zoals uitgelegd door het Hof in een prejudicieel arrest dat is uitgesproken vóór het besluit tot afwijzing van deze aanvraag, de nationale rechter bij wie beroep tegen dat besluit is ingesteld die autoriteit niet alleen moet gelasten om de gevraagde pensioentoeslag toe te kennen aan de betrokkene, maar ook om hem een schadevergoeding te betalen die de als gevolg van de discriminatie daadwerkelijk geleden schade volledig kan vergoeden, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels, met inbegrip van de gerechtskosten en advocatenhonoraria in verband met zijn rechtsvordering, in het geval waarin het afwijzingsbesluit is vastgesteld in overeenstemming met een bestuurspraktijk die erin bestaat die regeling ondanks dat arrest te blijven toepassen, waardoor de betrokkene gedwongen wordt om zijn recht op die toeslag in rechte geldend te maken.