Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 14 november 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11555
Feiten
Werknemer heeft bij D-Pers, in een filiaal van de supermarktketen Dirk, gewerkt als vulploegmedewerker. Zijn arbeidsovereenkomst is ingegaan op 22 september 2022 en zou een jaar duren, dus tot 22 september 2023. Op 19 juli 2021 heeft een incident plaatsgevonden in de kantine van het Dirk-filiaal waar werknemer werkte. Daarbij hebben werknemer en zijn collega gedurende langere tijd onafgebroken opmerkingen gemaakt tegen een vrouwelijke collega, terwijl zij zat te eten. Zij werd daarbij herhaaldelijk aangesproken met het woord ‘katje’. Terwijl zij een milkshake dronk, werd zij aangespoord om te ‘zuigen’, te ‘likken’, te ‘slikken’ en ‘hem te nemen’. Zij gaf herhaaldelijk aan hier niet van gediend te zijn en vroeg hen tevergeefs om te stoppen met het maken van hun opmerkingen. Van een deel van het incident is een geluidsopname. Op 20 juli 2023 is werknemer door D-Pers geschorst. Vervolgens heeft onderzoek plaatsgevonden naar wat er op 19 juli 2021 is gebeurd. Daarna heeft D-Pers werknemer op 25 juli 2023 op staande voet ontslagen. Op 27 juli 2023 heeft D-Pers het ontslag op staande voet schriftelijk bevestigd. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag.
Oordeel
Wat er is gezegd in de kantine van het Dirk-filiaal op 19 juli 2023 staat vast. D-Pers heeft een geluidsopname overgelegd en een transcriptie daarvan. De combinatie van het drinken van een milkshake en woorden als ‘neem die dick’, ‘neem die dikke, dikke c aan’ en ‘als luister gewoon als een klein katje’ en ‘een braaf katje’ in de context van aanhoudend gekreun, gelach, zoengeluiden en de toevoeging van de andere gespreksdeelnemer waarin onophoudelijk dingen werden gezegd als ‘tjap die tollie’, ‘goed zo, likken’, ‘slikken, lekker’, en ‘lik het konjo’ maakt dat ook de bijdrage van werknemer voor zover hij deze heeft erkend, een seksuele lading hadden, althans dat in ieder geval meer dan aannemelijk en verklaarbaar is dat die opmerkingen als zodanig zijn opgevat. Dit had werknemer kunnen en moeten begrijpen. De handelwijze van werknemer wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op hem rustende verplichting zich tegenover D-Pers als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat D-Pers in hem moest kunnen stellen, dat van D-Pers redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dergelijk gedrag mag worden bestraft met een ontslag op staande voet. De verzoeken van werknemer worden afgewezen.