Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 september 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:12118
Feiten
Werkgeefster is een coöperatie, opgericht in 2012, die zich richt op het laten deelnemen aan de arbeidsmarkt van groepen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Werkgeefster ontplooit daarvoor verschillende wijkactiviteiten, waaronder naaiateliers. Werkneemster heeft sinds 2018 als coördinator van de naaiateliers werkzaamheden voor werkgeefster verricht. In september 2020 hebben partijen een ‘opdrachtovereenkomst’ getekend. Werkneemster heeft in 2020 ook een overeenkomst van opdracht gesloten met Verloning.nl B.V. (hierna: Verloning). Verloning nam op basis van deze overeenkomst, kort gezegd, de facturatie aan werkgeefster van de door werkneemster gewerkte uren voor haar rekening. Verloning zorgde er ook voor dat werkneemster loonbelasting afdroeg en dat er premies werden ingehouden voor de ZW, WW en de WIA. In 2022 heeft werkgeefster samen met een andere onderneming het plan opgevat om een eigen naaiatelier op te starten in Rotterdam. Het naaiatelier is ondergebracht in een afzonderlijke vennootschap, genaamd OTF. In februari 2023 is OTF met het naaiatelier van start gegaan. Werkneemster is vanaf 1 februari 2023 aan het werk gegaan in het naaiatelier van OTF. Begin maart 2023 is werkneemster ziek geworden en vanaf dat moment heeft zij geen loon meer ontvangen. Evenmin is er een arbo-arts ingeschakeld of zijn er re-integratie inspanningen geweest. In plaats daarvan is kort na 6 april 2023 haar mailbox door OTF afgesloten. Tussen partijen is thans in geschil of sprake is van een arbeidsovereenkomst, een payrollovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een payrollovereenkomst tussen werkneemster en Verloning is geen sprake. De enige relatie tussen de werkgever (Verloning) en de derde (werkgeefster) van artikel 7:692 BW is een administratieve. Werkneemster geeft haar gewerkte uren door aan Verloning, die Verloning namens werkneemster aan werkgeefster in rekening brengt. Niet is gebleken dat op een andere manier een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en Verloning tot stand is gekomen. Wel is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en werkgeefster. Werkneemster werkte sinds 20 september 2020 voor werkgeefster als coördinator, gedurende gemiddeld 28 uur per week, en zij voerde haar werkzaamheden zelf uit. Gesteld noch gebleken is dat werkneemster andere opdrachtgevers heeft gehad dan werkgeefster. Vooral de lange tijd dat werkneemster al werkte voor werkgeefster en de min of meer vaste omvang van het werk per week zijn kenmerken van een arbeidsovereenkomst. Ook werd werkneemster betaald voor haar werkzaamheden. Werkneemster had geen invloed op het uurtarief van € 25 en het bedrag is steeds gelijk gebleven. Zo is aan de elementen ‘arbeid’ en ‘loon’ voldaan. Eveneens is sprake van een gezagsverhouding tussen partijen. Werkneemster ging in september 2020 de reeds bestaande functie van coördinator vervullen. Zij erkent dat zij als leidinggevende een grote mate van vrijheid had. Dit is over het algemeen echter inherent aan de taak van leidinggevende. Werkneemster was gebonden aan het concept Talentfabriek, zij hoefde geen huur te betalen voor het atelier, geen investeringen te doen en zij mocht geen mensen aannemen of nieuwe machines aanschaffen. Haar mobiele telefoon werd door werkgeefster betaald en tevens haar zakelijke parkeerapp. Ook is van belang dat haar werk als coördinator een van de kernactiviteiten van werkgeefster is. Werkgeefster zelf legt de nadruk op de rechtsvorm die zij gekozen heeft; werkgeefster is een coöperatie en werkneemster is lid van de coöperatie. Werkneemster had ook een stemrecht waar het ging om beslissingen die werkgeefster als geheel betroffen. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent het hebben van zeggenschap echter nog niet dat werkneemster de naaiateliers runde als waren het haar eigen ondernemingen. De ledenvergaderingen en het stemrecht doen in dit geval veel meer denken aan bijvoorbeeld de leden van een managementteam die in dienst zijn van een vennootschap en in die functie zeggenschap hebben binnen die onderneming. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Van overgang van onderneming, opvolgend werkgeverschap of een arbeidsovereenkomst tussen werkneemster en OTF is niet gebleken, zodat de conclusie moet zijn dat werkneemster nog steeds in dienst is bij werkgeefster. Werkgeefster zal het salaris van werkneemster moeten doorbetalen en werkneemster moeten toelaten tot de bedongen of passende werkzaamheden.