Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 19 februari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:1857
Feiten
Deze beschikking is een vervolg op de beschikking van 18 oktober 2023, waarin de kantonrechter heeft beslist op verzoeken van werknemer die zien op het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en op het door werknemer gevorderde loon over de periode van 25 april tot 9 juni 2023. Vervolgens is iedere beslissing aangehouden om werknemer in de gelegenheid te stellen een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen, omdat werknemer aanspraak had gemaakt op het loon tijdens ziekte van 10 juni tot en met 5 juli 2023. Het deskundigenoordeel was nodig omdat werkgever betwist had dat werknemer toen ziek was. Het deskundigenoordeel is op 6 januari 2024 aan de kantonrechter toegezonden. Uit het oordeel blijkt dat de verzekeringsarts zich op het standpunt stelt dat werknemer tussen 10 juni en 5 juli 2023 arbeidsongeschikt was. De aard van de gezondheidsklachten leidde tot beperkingen ten aanzien van de mentale belastbaarheid. Werknemer was niet geheel belastbaar nu het werk hectiek, deadlines, productiepieken en flexibiliteit met zich bracht. De verzekeringsarts vindt het aannemelijk dat werknemer derhalve beperkt was en acht het plausibel dat werknemer de klachten destijds had gezien het doorlopend karakter en de aard van de klachten. Het deskundigenoordeel dient ter ondersteuning van de loonvordering bij ziekte over de voornoemde periode.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De waarde die werknemer aan het deskundigenoordeel wenst te zien worden toegekend kan niet worden toegekend. Er is geen hoor en wederhoor toegepast, werkgever is niet gehoord waardoor diens betwisting van de door werknemer gestelde werkzaamheden en de gevolgen voor zijn belastbaarheidsoordeel niet zijn meegenomen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. Werknemer heeft geen recente informatie overlegd en de overlegde informatie van zijn huisarts bevatte slechts bevindingen uit 2022. Het is voor de kantonrechter onbegrijpelijk hoe de verzekeringsarts met gebrekkige informatie een doorlopend ziektebeeld heeft geconstateerd. Het had op de weg van de verzekeringsarts gelegen om toe te lichten op basis waarvan hij heeft geoordeeld dat sprake is van een doorlopend ziektebeeld en doorlopende klachten. Nu niet van het deskundigenrapport kan worden uitgegaan heeft werknemer onvoldoende onderbouwd dat hij in de periode van 10 juni tot 5 juli 2023 vanwege arbeidsongeschiktheid verhinderd was zijn bedongen arbeid te verrichten; de loonvordering die op die periode ziet wordt afgewezen.