Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 juni 2024
ECLI:NL:RBMNE:2024:3447
Feiten
Werkneemster was van 10 januari 2022 tot en met 31 december 2023 als advocaat in dienst van een advocatenkantoor (hierna: werkgeefster). In de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Werkneemster heeft tijdens dit dienstverband onder andere werkzaamheden verricht voor bedrijf X. Per 1 januari 2024 is werkneemster als advocaat in dienst getreden bij een ander advocatenkantoor. Werkgeefster stelt dat werkneemster het tussen hen geldende relatiebeding heeft overtreden. Werkneemster heeft na 1 januari 2024 contact gehad met bedrijf X, een cliënt van werkgeefster. Bedrijf X heeft ook de nieuwe werkgever van werkneemster benaderd met de vraag of zij werkzaamheden voor X kan verrichten. Daaruit concludeert werkgeefster dat werkneemster dan wel haar nieuwe werkgever werkzaamheden verricht of gaat verrichten voor bedrijf X, wat volgens haar een schending van het relatiebeding is. Werkgeefster vordert nakoming van het relatiebeding, op straffe van een dwangsom, en betaling van € 36.000 als voorschot op de verbeurde boetes. Werkneemster voert verweer en vraagt als tegenvordering om gehele dan wel gedeeltelijke schorsing van het relatiebeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De beoordeling en de daarbij horende belangenafweging heeft, gezien het partijdebat, alleen betrekking op het relatiebeding ten opzichte van bedrijf X. Het relatiebeding wordt niet geschorst ten opzichte van bedrijf X. Werkgeefster heeft er belang bij dat het relatiebeding ten opzichte van bedrijf X wordt gehandhaafd, om zo bedrijf X als cliënt te kunnen behouden. Bedrijf X heeft weliswaar aangegeven op zoek te zijn naar een nieuw advocatenkantoor en dat zij overweegt over te stappen naar de nieuwe werkgever van werkneemster, maar werkgeefster heeft tijdens de mondelinge behandeling onverkort gesteld dat zij bedrijf X (weer) aan haar kan en wil binden. Uit overgelegde verklaringen van de algemeen directeur en de eigenaar van bedrijf X volgt ook niet dat bedrijf X onder geen beding meer met werkgeefster wil samenwerken. Niet kan worden uitgesloten dat bedrijf X weer zaken wil gaan doen met werkgeefster. Werkgeefster heeft dus belang bij handhaving van het relatiebeding om bedrijf X als cliënt te behouden. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van werkneemster. Niet is gebleken dat zij onbillijk wordt benadeeld door het relatiebeding. Werkneemster kan immers haar werkzaamheden als advocaat verrichten voor haar nieuwe werkgever, zolang dat geen werkzaamheden zijn voor klanten van werkgeefster, zoals in dit geval bedrijf X. Bovendien wordt de vrije advocaatkeuze van bedrijf X niet dusdanig belemmerd dat het belang van werkneemster zou moeten prevaleren. Er zijn in Nederland (en in de regio waar bedrijf X is gevestigd) immers genoeg andere advocaten(kantoren) gespecialiseerd in het arbeidsrecht waar bedrijf X zaken mee kan doen. Het relatiebeding wordt niet geschorst. Werkneemster moet zich aan het relatiebeding houden, op straffe van een dwangsom van € 5000 per dag of per deel van een dag dat zij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 20.000. De vordering van werkgeefster tot betaling van een voorschot op de verbeurde boetes wordt afgewezen. Niet is gebleken dat werkneemster het relatiebeding heeft overtreden.