Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 14 mei 2024
ECLI:NL:RBOBR:2024:2454
Feiten
Werknemer was in dienst van Que Pasa Tapasbar B.V. Hij heeft, terwijl hij al geruime tijd last heeft van fysieke klachten, een overeenkomst met Que Pasa Tapasbar gesloten waarmee zijn arbeidsovereenkomst per 31 januari 2024 is geëindigd. Die vaststellingsovereenkomst is op 29 maart 2024 door werknemer buitengerechtelijk vernietigd omdat volgens hem sprake is van een wilsgebrek. Volgens werknemer is hem voor of bij het sluiten van de overeenkomst onjuiste of onvolledige informatie gegeven. Hij mocht zich volgens Que Pasa Tapasbar niet ziek melden. Bovendien is hem door Que Pasa Tapasbar medegedeeld dat hij aansluitend in aanmerking zou komen voor een uitkering van het UWV, die hem uiteindelijk is geweigerd. Indien werknemer volledig en juist was geïnformeerd over zijn rechtspositie, had hij het aanbod van Que Pasa Tapasbar nimmer aanvaard, aldus werknemer. Hij vordert in deze kortgedingprocedure nakoming van de arbeidsovereenkomst, dat wil zeggen wedertewerkstelling en loondoorbetaling. Qua Pasa Tapasbar wil werknemer aan de vaststellingsovereenkomst houden.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer stelt – en onderbouwt dit met medische stukken – al vele jaren last te hebben van fysieke klachten als gevolg van een sleutelbeenbreuk en een ongeluk waarbij hij op zijn rug is gevallen. Werknemer stelt verder dat hij rond oktober 2023 de eigenaar van Qua Pasa Tapasbar heeft verteld dat hij het werk niet meer volhoudt vanwege de pijn die hij tijdens het werken ervaart. Hij mocht zich echter niet volledig ziekmelden. Er was namelijk geen andere kok beschikbaar. Que Pasa Tapasbar heeft toen voorgesteld dat werknemer tot en met januari 2024 zou doorwerken en dat een nieuwe kok zou worden gezocht. Vanaf februari 2024 zou werknemer – volgens Que Pasa Tapasbar – aanspraak kunnen maken op een uitkering van UWV. Werknemer is op basis van deze mededeling ervan uitgegaan dat dit de enige oplossing was, en is hier dus in meegegaan. Het UWV heeft werknemer echter zowel een WW- als een ZW-uitkering geweigerd. In het licht van het vorenstaande is er volgens werknemer sprake van dwaling. Uit de stellingen van werknemer wordt begrepen dat hij stelt dat hij geen juiste voorstelling had van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst. Volgens werknemer heeft Que Pasa Tapasbar op dit punt haar mededelingsplicht geschonden. Que Pasa Tapasbar stelt echter niet op de hoogte te zijn geweest van de medische klachten van werknemer. Zij betwist dat hij hierover met haar heeft gesproken, laat staan dat hij zich op grond daarvan ooit heeft ziekgemeld. Hoewel in deze procedure niet kan worden vastgesteld dat Que Pasa Tapasbar daadwerkelijk op de hoogte was van zijn fysieke klachten, volgt uit de overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportage van de verzekeringsarts van 10 april 2024 dat het plausibel is dat werknemer deze klachten al sinds jaren heeft en als gevolg hiervan niet geschikt is voor zijn werkzaamheden als kok. Uit de onderzoeksgegevens blijkt verder dat werknemer – terwijl hij door ziekte arbeidsongeschikt was – zijn dienstverband heeft beëindigd. De kantonrechter ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de stelling van werknemer, dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Bovendien wordt er ook van uitgegaan dat Que Pasa Tapasbar bij een juiste voorstelling van zaken (over de arbeids(on)geschiktheid van werknemer) ervan zou hebben afgezien werknemer deze overeenkomst ter ondertekening voor te leggen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de beëindigingsovereenkomst met succes wegens (wederzijdse) dwaling buitengerechtelijk is vernietigd. Toewijzing van de vorderingen van werknemer volgt.