Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 30 juli 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:2461
Feiten
Werkneemster is met ingang van 20 januari 2014 in dienst van Dermatuer. De arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding en een relatiebeding. Op 7 maart 2024 heeft werkneemster de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2024. Op 7 en 8 maart 2024 heeft werkneemster daarover gesproken met de directeur, A, en aangegeven dat zij met ingang van 1 mei 2024 in dienst zal treden bij Care Cosmetics. A heeft daar onder verwijzing naar het concurrentie- en relatiebeding bezwaar tegen gemaakt. Met ingang van 9 april 2024 heeft werkneemster geen werkzaamheden meer voor Dermatuer verricht. Werkneemster heeft schorsing, althans matiging, althans matiging van de boete gevorderd in kort geding. In eerste aanleg heeft de kantonrechter het concurrentiebeding geschorst en Dermature veroordeeld te gedogen dat werkneemster – met instandlating van het relatiebeding – bij Care Cosmetics in dienst treedt. Dermatuer is tegen het vonnis in hoger beroep gekomen.
Oordeel
Voor zover werkneemster aanvoert dat Dermatuer de in het concurrentiebeding genoemde zwaarwegende bedrijfsbelangen niet deugdelijk heeft gemotiveerd, kan dat aan de geldigheid van dat beding niet afdoen, reeds omdat de eis alleen geldt voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In dit geval is sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Waar werkneemster betoogt dat Care Cosmetics geen concurrent is en dat het concurrentiebeding bovendien beperkt is tot slechts drie door Dermatuer gevoerde merken die het beding benoemt en die Care Cosmetics niet vermarkt, gaan die betogen naar voorshands oordeel van het hof niet op. Dat sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen zijdens Dematuer wegens een gestelde demotie, is naar het oordeel van het hof verder voorshands onvoldoende gemotiveerd. Ook voor zover werkneemster haar vordering baseert op de stelling dat het concurrentiebeding en het relatiebeding niet noodzakelijk zijn vanwege bedrijfs- of dienstbelangen van Dermatuer volgt het hof haar daarin voorshands niet. Het hof acht voldoende aannemelijk dat Care Cosmetics (ook) merken en producten voert die gelijk althans gelijksoortig zijn aan die van Dermatuer en daarvoor als alternatief kunnen dienen. Care Cosmetics geldt voor Dermatuer wel degelijk als concurrent. Voldoende aannemelijk is ook dat werkneemster beschikt over specifieke kennis en informatie waardoor Dermatuer kan worden benadeeld bij de overstap. Het hof oordeelt verder dat werkneemster beschikt over zodanig specifieke concurrentiegevoelige kennis en informatie met betrekking tot de (nieuwe) strategie van de door Dermatuer gevoerde merken, van haar prijsopbouw, van haar klanten en prospects en van de voor die klanten en prospects mogelijke (marges aan) kortingspercentages voor exclusiviteit, dat werkneemster bij gebruik daarvan Care Cosmetics in de concurrentieslag met Dermatuer een voordeel verschaft dat Care Cosmetics zonder haar kennis niet zou hebben. Daarbij heeft werkneemster bij Dermatuer bovendien zodanige klantcontacten opgebouwd, dat door haar overstap naar concurrent Care Cosmetics voor Dermatuer een verlies aan klanten reëel dreigt en het bedrijfsdebiet van Dermatuer door dit alles ernstig kan worden aangetast. Omdat het geheimhoudingsbeding alleen onvoldoende bescherming biedt en enige positieverbetering van werkneemster niet voldoende zal zijn om anders te oordelen, zal de bodemrechter naar verwachting de werkingsduur van zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding beperken tot één jaar en oordelen dat werkneemster dan in verhouding tot het te beschermen belang van Dermatuer door de beide onderhavige bedingen niet onbillijk wordt benadeeld. Daarop vooruitlopend zal het hof het concurrentiebeding en het relatiebeding in dit kort geding met het oog op het werken voor Care Cosmetics schorsen vanaf 1 mei 2025.