Feiten

Werkneemster is sinds 20 september 2022 in dienst bij Rodi als contentregisseur. Eind 2023 ontstaan er spanningen nadat werkneemster bij de personeelsmanager en haar leidinggevende de oprichting van een ondernemingsraad (OR) bespreekt, die zij als intimiderend ervaart. Op 4 januari 2024 vraagt werkneemster formeel bij de directeur van Rodi om een OR op te richten, waarbij ze spreekt over een angstcultuur binnen Rodi vanwege angst voor ontslag en intimidatie. Dit leidt tot een voorstel voor een persoonlijk gesprek, dat werkneemster liever met een vertrouwenspersoon wil aangaan. Na een plenaire bijeenkomst op 8 februari 2024, waar medewerkers over de werksfeer spreken, beschuldigt de directie van Rodi werkneemster van intimiderend gedrag tijdens deze bijeenkomst, wat tot een op non-actiefstelling leidt. De situatie escaleert verder door e-mails waarin werkneemster haar onveiligheid benadrukt en de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon eist. De directie blijft aandringen op een gesprek zonder externe aanwezigheid, om vertrouwen te herstellen en de achtergronden van haar verzoek te bespreken. Wanneer gesprekken en e-mails over de ontstane spanningen onopgelost blijven, beschuldigt de directie werkneemster van een negatieve invloed op de werksfeer en van het niet naleven van instructies. Een beëindigingsvoorstel van haar dienstverband wijst werkneemster af. Ook het inschakelen van de vakbond verergert het conflict, nu Rodi ontkent dat de kritiek en verzoeken omtrent de OR van werkneemster reden zijn voor vrijstelling of verdere acties. Pogingen tot mediation in april 2024 blijven zonder resultaat. Dit alles heeft Rodi doen besluiten een ontbindingsverzoek in te dienen primair op grond van ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster, subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en uiterst subsidiair op grond van een combinatie van omstandigheden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Rodi kan werkneemster geen ernstig verwijtbaar handelen aanrekenen, hoewel sommige van haar gedragingen als onprettig werden ervaren, zoals de toonzetting in haar e-mails en haar gedrag tijdens een bijeenkomst. Het gebruik van termen als "angstcultuur" wordt niet als verwijtbaar beschouwd, hoewel deze tot weerstand leidde. Ook de beschuldiging van het schenden van geheimhouding over haar op non-actiefstelling wordt door de kantonrechter niet bewezen geacht, aangezien werkneemster verklaarde alleen een paar collega's te hebben ingelicht zonder vertrouwelijke informatie te delen. Wel is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding die niet hersteld kan worden. Miscommunicatie tussen partijen en onbegrip voor elkaars standpunten hebben bijgedragen aan de verstoring. Het conflict rondom de oprichting van een OR heeft de verhouding verder verslechterd. Mediation heeft geen oplossing gebracht. De verstoring wordt daarom beoordeeld als duurzaam.

Voorts was de op non-actiefstelling van werkneemster te snel en zonder voldoende overleg, zodat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door Rodi. De snelle op non-actiefstelling en het voorstel om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, zonder eerst te proberen het conflict op te lossen, hebben de situatie verslechterd. Daarom wordt een billijke vergoeding van € 25.000 toegekend aan werkneemster als Rodi besluit haar ontbindingsverzoek niet in te trekken. Indien Rodi haar ontbindingsverzoek wel intrekt, zal een transitievergoeding van € 1.678,96 bruto worden toegewezen, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van haar kant. Wel wordt het verzoek van werkneemster tot wedertewerkstelling afgewezen, vanwege de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.