Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 18 december 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:9758
Feiten
Werkneemster is sinds 15 november 2021 bij Care dienstengroep B.V. (hierna: Care) in dienst in de functie medewerkster schoonmaak, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Per 15 maart 2023 is een arbeidsomvang overeengekomen van 35 uur per week. Op 30 mei 2023 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De arbodienst heeft haar arbeidsgeschikt bevonden voor haar werkzaamheden, waarna Care werkneemster op 7 juni 2023 per brief heeft gesommeerd haar werkzaamheden per 8 juni 2023 te hervatten. Daarbij heeft Care aangegeven dat de loonbetaling zou worden stopgezet als werkneemster niet zou komen werken. Werkneemster heeft die dag haar werkzaamheden niet hervat en heeft in een e-mail geschreven: “Goede avond X ik ga maandag weer beginnen omdat je zegt dat gaat niet. Dan neem ik per direct ontslag. Omdat je niet wil luisteren naar mijn daar ben ik klaar mee met jouw. En bel mijn niet meer afz werkneemster”. Op 8 juni 2023 heeft Care per e-mail het ontslag bevestigd. Op 11 juni 2023 heeft werkneemster echter een WhatsApp-bericht gestuurd aan haar leidinggevende waarin zij vraagt waarom zij maandag niet kan beginnen, omdat zij zichzelf al op vrijdag beter had gemeld. Care gaf aan eerst een gesprek te willen voordat de samenwerking kon worden voortgezet. Op 12 juni 2023 ondertekende werkneemster een brief waarin zij akkoord zou gaan met vermindering van 10 werkuren per week. Op 13 juni 2023 stelde zij echter dat dit geen afstand van uren betrof, maar enkel een verzoek om niet langer op een specifiek project te werken. Vanaf periode 7 van 2023 heeft werkneemster minder uren uitbetaald gekregen, nadat Care stelde dat zij schriftelijk afstand had gedaan van in totaal 18 uur per week. Werkneemster betwistte de echtheid van haar handtekening onder de brief van 16 juni 2023 waarin dit zou zijn vastgelegd. Pas op 20 december 2023 vorderde werkneemster betaling conform de oorspronkelijke arbeidsomvang van 35 uur per week, inclusief een eindejaarsuitkering en achterstallig loon. Care stelt dat werkneemster tweemaal schriftelijk akkoord is gegaan met vermindering van haar uren en dat haar betaling in lijn was met de nieuwe arbeidsomvang.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kern van het geschil is of werkneemster heeft ingestemd met een vermindering van haar arbeidsomvang. Care stelt dat werkneemster vrijwillig afstand heeft gedaan, zoals vastgelegd in de door haar ondertekende formulieren van 12 en 16 juni 2023, en pas op 20 december 2023 hierover heeft geklaagd. Volgens Care heeft werkneemster vanaf periode 7 van 2023 loon ontvangen conform een omvang van 15,92 uur per week. Care beroept zich daarbij op de klachtplicht, waarmee werkneemster geen recht meer zou hebben op haar vordering. Werkneemster erkent het formulier van 12 juni 2023 te hebben ondertekend, maar betwist de betekenis ervan. Het formulier van 16 juni 2023 zou zij echter niet hebben ondertekend. Hoewel werkneemster vanaf periode 7-2023 aanzienlijk minder loon ontving, heeft zij pas op 20 december 2023 betaling gevorderd conform de 35-urige werkweek. Haar stelling dat zij in de tussentijd Care heeft gevraagd om invulling van uren bij andere projecten, is niet onderbouwd. Daarmee staat niet vast dat zij eerder dan 20 december 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen de vermindering van haar loon. De kantonrechter oordeelt dat werkneemster al eerder had kunnen en moeten protesteren. Zij kon op haar loonstroken zien dat zij minder uren uitbetaald kreeg en had op dat moment moeten klagen. Door pas na negen maanden te protesteren, heeft zij niet tijdig aan haar klachtplicht voldaan. Omdat werkneemster geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een latere klacht rechtvaardigen, slaagt het beroep van Care op de klachtplicht. De vordering van werkneemster voor achterstallig loon vanaf periode 4 van 2023 wordt afgewezen. Nu de hoofdvordering van werkneemster wordt afgewezen, wordt de eindejaarsuitkering ook afgewezen.