Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Smetjet N.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 14 januari 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:137
Voorlopige oordelen over vergelijking Nederlands en Belgisch arbeidsongevallenrecht. Geen sprake van onjuiste omzetting Detacheringsrichtlijn. Wetgever heeft artikel 7:658 BW mogen bestempelen als ‘hardekernbepaling’ op het gebied van gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk.

Feiten

Werknemer is in 2006 bij Smetjet N.V. in dienst getreden in de functie van industrieel reiniger. Werknemer woonde en woont in België en Smetjet was en is in België gevestigd. De arbeidsovereenkomst bevat geen rechtskeuze. Werknemer heeft op 23 september 2009 in Nederland een ongeval gehad bij het bedrijf waar hij toen in opdracht van Smetjet werkzaamheden verrichtte (hierna: het arbeidsongeval). Hierbij heeft werknemer letsel opgelopen doordat hij de giftige stof röstgut heeft ingeademd. Werknemer heeft in kort geding in Nederland een voorschot op de schadevergoeding toegewezen gekregen. Smetjet heeft bij de Belgische Arbeidsrechtbank gevorderd ‘voor recht te zeggen dat het Belgische Arbeidsongevallenwet van toepassing is en derhalve geen burgerlijke schade-eis kan worden ingesteld’. De Belgische rechter heeft deze vordering ongegrond verklaard. Smetjet heeft bij de Nederlandse rechter een verklaring voor recht gevorderd dat Belgisch recht op het arbeidsongeval van toepassing is. Het hof heeft Smetjet niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet duidelijk zou zijn wat Smetjet met ‘schadeafhandeling’ bedoelde. De Hoge Raad heeft het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden (zie AR 2024-0089).

Oordeel

Het hof wijst nog geen eindarrest, maar geeft een aantal voorlopige oordelen over de vergelijking van het Nederlandse en het Belgische arbeidsongevallenrecht en nodigt partijen uit daarop te reageren bij akte.

Toepasselijk recht

Smetjet wenst in de kern een uitspraak van de Nederlandse rechter dat artikel 7:658 BW de rechtsverhouding niet beheerst. Het belang voor Smetjet is erin gelegen dat zij naar Belgisch recht immuniteit van aansprakelijkheid geniet op grond van artikel 46 van de Belgische Arbeidsongevallenwet, terwijl Nederlands recht aansprakelijkheid op een werkgever legt die zijn zorgplicht tegenover een werknemer niet in acht heeft genomen (art. 7:658 BW). Smetjet heeft gesteld dat, mocht werknemer zijn vorderingen baseren op een door Smetjet gepleegde onrechtmatige daad, Belgisch recht van toepassing is op grond van artikel 4 lid 2 Verordening (EG) 864/2007, Rome II. Werknemer heeft dat niet betwist. Het hof is met partijen van oordeel dat daarop Belgisch recht van toepassing is. Dit betekent dat de door Smetjet gevorderde verklaringen voor recht kunnen worden toegewezen, voor zover werknemer zijn rechtsvordering baseert op een onrechtmatige daad van Smetjet. Nu België het land is waar werknemer ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst gewoonlijk zijn arbeid verrichtte, is Belgisch recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Uit het geheel van omstandigheden volgt niet dat de arbeidsovereenkomst nauwer met een ander land is verbonden.

Waga (oud) van toepassing

Waar het geschil echter in de kern om draait, is dat werknemer in 2008 en 2009 tijdelijk werkzaamheden in Nederland verrichtte, zodat de destijds geldende Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga (oud)) op de rechtsverhouding van toepassing is. Artikel 1 Waga (oud) bepaalt onder meer dat artikel 7:658 BW van toepassing is op werknemers die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en wier arbeidsovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht. Dit brengt mee dat het op de rechtsverhouding toepasselijke artikel 46 Belgische Arbeidsongevallenwet, waarin onder meer de immuniteit van de werkgever voor de schade van de werknemer na een arbeidsongeval is geregeld, niet verhindert dat Smetjet aansprakelijk kan zijn voor deze schade op grond van het ook toepasselijke artikel 7:658 BW. De Waga (oud) was de omzetting van de Detacheringsrichtlijn die tot doel heeft de wetgeving van de lidstaten te coördineren teneinde een kern van dwingende bepalingen voor minimale bescherming vast te leggen, die in het ontvangende land in acht moeten worden genomen door werkgevers die werknemers ter beschikking stellen om tijdelijk werk uit te voeren op grondgebied van de lidstaat waar de diensten worden verricht (overweging 13 van de Detacheringsrichtlijn). In artikel 3 lid 1 aanhef en onder e Detacheringsrichtlijn is bepaald dat tot deze “harde kern” van dwingende bepalingen ook worden gerekend de bepalingen met betrekking tot “gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk”. De Nederlandse wetgever heeft artikel 7:658 BW bestempeld als een “hardekernbepaling” op het gebied van gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk, hetgeen de wetgever naar het oordeel van het hof zonder schending van de Detacheringsrichtlijn en haar doelstellingen heeft kunnen doen.

Vergelijking van vergoedingssystemen

Voor zover Smetjet heeft gesteld dat artikel 7:658 BW buiten toepassing moet blijven omdat de Belgische arbeidsongevallenregeling voor de gedetacheerde werknemer gunstiger is, geldt het volgende. Naar het voorlopige oordeel van het hof kan niet worden gezegd dat het Belgische arbeidsongevallenrecht gunstiger voor de gewonde werknemer is dan het Nederlandse recht. Aannemelijk is wel dat de drempel voor het verkrijgen van een vergoeding naar Belgisch recht lager is dan naar Nederlands recht. Naar Belgisch recht is het immers voldoende dat de werknemer een ongeval tijdens het werk is overkomen om recht te hebben op een uitkering onder de arbeidsongevallenverzekering. Naar Nederlands recht is het noodzakelijk dat komt vast te staan dat de werkgever zijn zorgplicht tegenover de werknemer heeft geschonden. In dit concrete geval heeft dit verschil hoogstwaarschijnlijk geen betekenis, omdat aannemelijk lijkt dat Smetjet haar zorgplicht tegenover werknemer heeft geschonden door hem niet het volgelaatsmasker te geven dat voor een veilige uitvoering van de taak noodzakelijk was. Een ander verschil is dat niet alle schade door de Belgische arbeidsongevallenverzekering wordt vergoed, terwijl die beperking niet geldt voor artikel 7:658 BW. Onder meer op grond van het voorgaande komt het hof tot het voorlopige oordeel dat niet kan worden gezegd dat het Belgische recht voor de gewonde werknemer gunstiger is dan het Nederlandse recht, zodat toepasselijkheid van artikel 7:658 BW niet op die grond vervalt. Het hof nodigt partijen uit bij akte hun reactie te geven op dit voorlopig oordeel.

Vrijheid van dienstverrichting

Smetjet heeft verder gesteld dat toepasselijkheid van artikel 7:658 BW op een arbeidsovereenkomst naar Belgisch recht leidt tot een inbreuk op de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverlening. Artikel 56 VWEU verbiedt beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de EU ten aanzien van onderdanen van lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht. Naar het voorshandse oordeel van het hof komt het in dit kader, anders dan Smetjet lijkt te veronderstellen, niet aan op de vraag of het voor Belgische detacheerders voordeliger is om werknemers in Duitsland te detacheren dan in Nederland. Het gaat erom of Belgische detacheerders in Nederland in een ongunstiger positie verkeren dan Nederlandse detacheerders (of detacheerders uit andere lidstaten). Dat dit het geval is, heeft Smetjet onvoldoende toegelicht. Er is dan ook geen sprake van een belemmering van het vrij verkeer van diensten, zoals bedoeld in artikel 56 VWEU.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.