Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Nederlandse Aardolie Maatschappij BV
Rechtbank Noord-Nederland, 21 februari 2012
ECLI:NL:RBASS:2012:BX3754

werknemer/Nederlandse Aardolie Maatschappij BV

Berekening pensioen expat aan de hand van pensioengevend salaris base country geen onjuiste berekeningswijze. Geen ongeoorloofde ongelijke behandeling ten aanzien van arbeidsvoorwaarden expat

Werknemer is sinds 1981 als expatriate werkzaam voor de Shell-groep en in 1997 in dienst getreden van de NAM. Op zijn arbeidsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing. Vanaf 1997 woont en werkt hij in Nederland. In zijn arbeidsovereenkomst is opgenomen dat het Verenigd Koninkrijk als ‘base country’ geldt. Werknemer neemt sinds 1981 deel in het Shell Overseas Contributory Pension Fund. Werknemer kan zich niet vinden in de wijze waarop de NAM zijn pensioengevend salaris baseert. Daarnaast stelt werknemer dat de NAM ten onrechte in arbeidsvoorwaarden onderscheid maakt tussen een expat werknemer en een lokale werknemer.  

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat moet worden uitgegaan van de salarisgroep en salarisschaal die in het Verenigd Koninkrijk voor werknemer zou gelden indien hij daar in een vergelijkbare functie zou werken. Werknemer meent echter dat zijn positie binnen die salarisschaal een-op-een wordt bepaald door het ‘PIR-percentage’ dat de NAM voor de berekening van zijn Nederlandse salaris hanteert. Op grond van de door NAM overgelegde stukken volgt de kantonrechter de stelling van werknemer niet. Voor de berekening van het pensioengevend salaris hanteert de NAM een juiste berekeningswijze.

Voorop gesteld wordt dat het beleid om te werken met verschillende categorieën werknemers en base countries, waarvoor andere arbeidsvoorwaarden gelden, op zichzelf niet in strijd is met enig wettelijk of verdragsrechtelijk verbod. De vraag of er sprake is van ongeoorloofd onderscheid moet worden beantwoord aan de hand van het goed werkgeverschap, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen (HR 30 januari 2004, JAR 2004, 68 (Parallel Entry)). Van een onaanvaardbaar onderscheid is in dit geval niet gebleken. Het werken met een base country is standaardbeleid binnen de Shell-groep en – zo licht de NAM toe – is ingegeven door de objectieve en legitieme wens om expatriates die tijdens hun loopbaan in diverse landen werken een stabiele pensioenopbouw mogelijk te maken en vanuit de gedachte dat zij te zijner tijd naar hun base country zullen terugkeren. De stelling dat sprake is van ongeoorloofde ongelijke behandeling wordt niet gevolgd. Volgt afwijzing van de vorderingen.