Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Nij Hickaerd/werkneemster
Hoge Raad, 14 december 2012
ECLI:NL:HR:2012:BY2241

Stichting Nij Hickaerd/werkneemster

Hof treedt buiten de rechtsstrijd van partijen door te oordelen dat tweede ontslag op staande voet – na voorwaardelijk ontslag op staande voet – niet voldoet aan onverwijldheidsvereiste, indien werkneemster niet heeft aangevoerd dat de ontslagreden haar niet onverwijld is meegedeeld

De Stichting Nij Hickaerd is op 27 mei 2008 opgericht. Zij beheert een logeerboerderij voor kinderen. Bij e-mail van 23 augustus 2008 heeft X namens het bestuur van de Stichting aan werkneemster meegedeeld dat zij op staande voet dient te worden ontslagen wegens werkweigering, diefstal, fraude en bedrog. Daarmee werd gedoeld op de door X en de Stichting gestelde omstandigheden dat werkneemster gevoelige documenten heeft verborgen en deze niet heeft willen afgeven. Aan werkneemster werd evenwel de kans geboden de ontstane situatie ongedaan te maken door het inleveren van de documenten, de computer en de diensttelefoon van de Stichting. Aan werkneemster is vervolgens bij brief van 31 augustus 2008 door X namens het bestuur van de Stichting meegedeeld dat er geen reden is het ontslag op staande voet ongedaan te maken. Ter toelichting werd in de brief erop gewezen dat intakerapporten nog steeds niet zijn ingeleverd en dat is gebleken dat zij in gesprekken met ouders van de betrokken kinderen heeft gezegd dat zij op korte termijn zelf een logeermogelijkheid kan aanbieden. Het hof oordeelde dat dit tweede ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, daar de nieuwe reden – te weten: het voeren van gesprekken met ouders over de nieuwe logeermogelijkheid van werkneemster – niet aan het voorwaardelijk ontslag op staande voet ten grondslag lag en derhalve niet is voldaan aan de onverwijldheidseis. Tegen dit oordeel keert de Stichting zich in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het onderdeel klaagt terecht dat het hof aldus buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden, nu werkneemster niet heeft aangevoerd dat deze ontslagreden haar niet onverwijld is meegedeeld. Het onderdeel klaagt eveneens terecht, zakelijk weergegeven, dat het hof ten onrechte niet (kenbaar) heeft beoordeeld of de in de brief van 31 augustus 2008 vermelde redenen voor het toen onvoorwaardelijk gegeven ontslag op staande voet, zijn aan te merken als dringende redenen. Ook in zoverre treft het onderdeel dus doel.