Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 september 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:3891
ondernemingsraad van Gezondheidscentrum voor Aszielzoekers B.V./Gezondheidscentrum voor Asielzoekers B.V.
Feiten
Op 6 april 2017 heeft GCA aan de ondernemingsraad advies gevraagd over een voorgenomen besluit tot bedrijfsbeëindiging per 31 december 2017. Op 14 april 2017 heeft de ondernemingsraad een aantal vragen gesteld. Deze vragen zijn op 18 april 2017 door GCA beantwoord. Die antwoorden houden onder meer in dat GCA op 6 april 2017 voor alle 309 medewerkers met een vast dienstverband een collectieve ontslagaanvraag heeft ingediend bij het UWV in het kader van de Wet melding collectief ontslag. In een overlegvergadering op 20 april 2017 heeft de ondernemingsraad te kennen gegeven pas te kunnen adviseren als duidelijk is hoeveel medewerkers overgaan naar andere partijen zoals Arts en Zorg en duidelijk is wat de (aanvullende) afspraken zijn in het kader van het sociaal plan. Op 17 mei 2017 heeft nader overleg plaatsgevonden tussen GCA en de vakbonden over aanvulling van het sociaal plan. Op 1 juni 2017 heeft de (ambtelijk secretaris van) ondernemingsraad per e-mail aan de WOR-bestuurder medegedeeld dat hij heeft besloten negatief te adviseren omdat er nog onvoldoende bekend is ten aanzien van het sociaal plan bij bedrijfsbeëindiging en ten aanzien van overname van de onderneming, met aankondiging dat de officiële tekst van het advies spoedig per brief volgt. Op 1 juni 2017 heeft de WOR-bestuurder schriftelijk aan de ondernemingsraad medegedeeld dat zij besloten heeft tot bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2018, met dien verstande dat GCA zich zal blijven inzetten voor overname van personeel door Arts en Zorg. Op 2 juni 2017 heeft de ondernemingsraad (negatief) advies uitgebracht. De WOR-bestuurder heeft op 15 juni 2017 de ondernemingsraad geïnformeerd over het mislukken van de onderhandelingen met vakbonden over het sociaal plan en aangekondigd dat zij eenzijdig een ‘Sociale Regeling’ zal opstellen. De ondernemingsraad heeft aan zijn verzoek – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd: (1) het besluit is prematuur, (2) er is nagelaten inzicht te geven in de maatregelen met het oog op personele gevolgen en (3) het adviestraject is onzorgvuldig verlopen.
Oordeel
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kon GCA in redelijkheid advies vragen over bedrijfsbeëindiging per 1 januari 2018 terwijl GCA en Menzis gelijktijdig pogingen deden om door het maken van afspraken met Arts en Zorg en/of andere partijen de (personele) gevolgen van die bedrijfsbeëindiging zo veel mogelijk op te vangen. Het besluit is niet prematuur. De Ondernemingskamer oordeelt echter dat de gang van zaken niet strookt met artikel 25 lid 3 WOR. GCA heeft noch bij gelegenheid van de adviesaanvraag, noch op een later tijdstip voorafgaand aan het uitbrengen van advies door de ondernemingsraad, aan de ondernemingsraad te kennen gegeven welke concrete maatregelen GCA beoogt te treffen ter regeling van de personele gevolgen van de bedrijfsbeëindiging. Op grond van het bovenstaande oordeelt de Ondernemingskamer dat GCA de ondernemingsraad ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld te adviseren over de door GCA voorgenomen maatregelen met het oog op de personele gevolgen van de bedrijfsbeëindiging en dat als gevolg daarvan in zodanige mate afbreuk is gedaan aan de medezeggenschap dat GCA bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen. Het feit dat GCA het besluit heeft genomen op 1 juni 2017 in reactie op de aankondiging door de ondernemingsraad van het negatieve advies (eveneens op 1 juni 2017), zonder het advies zelf, van 2 juni 2017, af te wachten, acht de Ondernemingskamer in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht om het beroep gegrond te verklaren.
De te treffen voorzieningen
Bij de beoordeling van de vraag of de door de ondernemingsraad verzochte voorzieningen toewijsbaar zijn, overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Omdat GCA de ondernemingsraad ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld te adviseren over de maatregelen met het oog op de personele gevolgen van de bedrijfsbeëindiging, zal de Ondernemingskamer een voorziening treffen die erop gericht is dat de ondernemingsraad daarover alsnog kan adviseren. Daartoe zal de Ondernemingskamer aan GCA de verplichting opleggen om het besluit van 1 juni 2017 in te trekken uitsluitend voor zover dat besluit betrekking heeft op maatregelen met het oog op de personele gevolgen van de bedrijfsbeëindiging en GCA verbieden handelingen te verrichten ter uitvoering van het besluit totdat GCA, de ondernemingsraad in de gelegenheid te hebben gesteld daarover te adviseren, alsnog een besluit heeft genomen over de maatregelen met het oog op de personele gevolgen van de bedrijfsbeëindiging.
Voor het treffen van verderstrekkende voorzieningen, inhoudende dat GCA verplicht zou zijn het besluit tot bedrijfsbeëindiging geheel in te trekken en de uitvoering daarvan geheel te staken, ziet de Ondernemingskamer onvoldoende aanleiding. Met het oog op de omstandigheid dat, zoals GCA heeft gesteld, ten tijde van de mondelinge behandeling al 97% van de medewerkers van GCA een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband heeft ondertekend, merkt de Ondernemingskamer nog op dat, zoals volgt uit de slotzin van artikel 26 lid 5 WOR, GCA zich niet eenzijdig kan onttrekken aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomsten.