Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 23 oktober 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:8739
Z.B. Verspak B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 22 mei 1995 in dienst getreden bij Verspak. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van aanpakker. Verspak verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen van werknemer. Ter onderbouwing daarvan stelt Verspak het volgende. Werknemer is op grond van artikel 7:660a BW verplicht inspanningen te verrichten ten behoeve van zijn re-integratie. Verspak heeft passende arbeid aangeboden, maar werknemer heeft zonder deugdelijke grond herhaaldelijk geweigerd deze arbeid te verrichten, terwijl Verspak daarvoor alle ruimte heeft gegeven en ook fysiotherapie heeft ingezet. Er is een deskundigenoordeel van UWV verkregen, een waarschuwing voor een loonstop gegeven en het loon is stopgezet. Dit alles heeft niet het beoogde effect gehad, want werknemer heeft het werk niet hervat. Verspak heeft er geen vertrouwen in dat werknemer alsnog zal meewerken aan zijn re-integratie. Gelet hierop is sprake van (ernstig) verwijtbaar handelen aan de kant van werknemer. Herplaatsing van werknemer ligt dan ook niet in de rede.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Verspak terecht met ingang van 26 juni 2017 een loonstop aan werknemer opgelegd. Daartoe wordt het volgende overwogen. Vast staat dat werknemer op 26 en 27 juni 2017 niet op het werk is verschenen. Ter zitting heeft werknemer erkend dat een verlofaanvraag door de werknemer uiterlijk 7 dagen van tevoren moet worden gedaan en dat Verspak schriftelijk toestemming voor het verlof moet verlenen. Vast staat dat het door werknemer op 23 juni 2017 ingediende verlofaanvraagformulier niet door Verspak voor akkoord is ondertekend. Werknemer heeft nog aangevoerd dat hij voorafgaand aan het opleggen van de loonstop per 26 juni 2017 ten onrechte niet is gewaarschuwd, maar dit verweer zal worden verworpen. Immers, reeds uit het deskundigenoordeel van het UWV van 13 april 2017 kon werknemer afleiden dat in geval van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen door de werknemer de loonbetaling zou worden gestaakt, terwijl ook bij brief van 26 april 2017 al met een loonstop was gedreigd. Gelet op deze gang van zaken kon van Verspak niet worden verlangd om, nadat werknemer op 26 en 27 juni 2017 ongeoorloofd niet op het werk was verschenen, nogmaals een waarschuwing te geven alvorens een loonstop op te leggen. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de loonstop ook na de e-mail van werknemer van 4 juli 2017 nog had mogen voortduren. Die vraag wordt door de kantonrechter ontkennend beantwoord. Bij de brief van 30 juni 2017 heeft Verspak werknemer erop gewezen dat de loonstop een sanctie is om hem te bewegen mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen en dat bij het uitblijven hiervan zal worden overgegaan tot het indienen van een ontbindingsverzoek. Werknemer heeft daarop bij e-mail van 4 juli 2017 te kennen gegeven dat hij ‘meer dan bereid is aan zijn verplichtingen te voldoen en bereid is tot overleg in deze’. De kantonrechter is van oordeel dat Verspak die e-mail van werknemer had moeten opvatten als een aanbod om zijn re-integratiewerkzaamheden te hervatten, althans om daarover in overleg te treden. Het had op de weg van Verspak gelegen om het initiatief te nemen tot dat overleg over hervatting. Dat mocht van haar als goed werkgever worden verwacht. Het feit dat de e-mail van 4 juli 2017 in algemene bewoordingen is gesteld doet daaraan niet af. Vast staat echter dat Verspak niet meer heeft gereageerd op de e-mail van werknemer, anders dan dat zij hem heeft laten weten dat een ontbindingsverzoek zal worden ingediend. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat werknemer zodanig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, dat van Verspak niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daaraan doet niet af dat werknemer in het voorgaande traject zelf ook de nodige steken heeft laten vallen.