Rechtspraak
werknemer/Stichting het Rijnlands Lyceum
Feiten
Vervolg AR 2016-0829. Werknemer is van augustus 2006 tot en met 29 juni 2010 werkzaam geweest voor SRL in de functie Controller/Manager Centraal Servicebureau. Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO Voortgezet Onderwijs (verder: de CAO) van toepassing. Werknemer is op staande voet ontslagen, omdat hij in zijn functie als controller wezenlijke btw-afdrachten niet zou hebben gedaan, dan wel aanmerkelijke bedragen niet zou hebben teruggevorderd. Hierdoor heeft SRL veel schade geleden. Volgens werknemer is sprake van een kennelijk onredelijk ontslag (BBA is niet op hem van toepassing). Het hof heeft, anders dan de kantonrechter, geoordeeld dat de opzegging kennelijk onredelijk was op grond van het gevolgencriterium en heeft daarom ook ter zake daarvan een schadevergoeding toegekend, en wel tot een bedrag van € 250.000, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 oktober 2012, de datum van de inleidende dagvaarding.
Oordeel
Onderdeel 3 van het middel in het principale beroep klaagt dat het hof in rov. 6.15 en in het daarop voortbouwende dictum de rente over het bedrag van de schadevergoeding ten onrechte toewijsbaar heeft geacht vanaf de datum van de inleidende dagvaarding, te weten 10 oktober 2012. Aldus heeft het hof volgens het onderdeel miskend dat in gevallen als het onderhavige de wettelijke rente is verschuldigd met ingang van het tijdstip dat de schadevergoeding wegens de kennelijk onredelijke opzegging opeisbaar wordt, derhalve met ingang van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst tussen SRL en werknemer als gevolg van het ontslag op staande voet is geëindigd, dus vanaf 29 juni 2010. Bij beantwoording van de vraag vanaf welk tijdstip de wettelijke rente verschuldigd is over de schadevergoeding op grond van een kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:681 (oud) BW, moet worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 6:119 BW in verbinding met artikel 6:83, aanhef en onder b, BW. Dat betekent dat de wettelijke rente verschuldigd wordt met ingang van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst als gevolg van deze opzegging eindigt (HR 14 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9995, NJ 2008/589, rov. 3.3.2). Het hof heeft derhalve blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de rente over het bedrag van de schadevergoeding verschuldigd is vanaf 10 oktober 2012, de datum van de dagvaarding. Onderdeel 3 slaagt. De overige klachten van het middel in het principale beroep en de klachten van het middel in het incidentele beroep kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 Wet RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.