Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 8 november 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:14820
werknemer/ALDI Zoetermeer B.V.
Feiten
Werkneemster is bij ALDI werkzaam als caissière wanneer zij op 7 september 2010 in het filiaal te Alphen aan den Rijn ten val komt. Van het ongeval is één getuige. Zij verklaart (kort na het ongeval) dat een pot conserven was gevallen en dat werkneemster dit vervolgens heeft schoongemaakt met water. Toen werkneemster, aldus nog steeds getuige, later haar eigen boodschappen afgerekend had, gleed zij uit over een stukje groentje op de door haar zojuist zelf schoongemaakte vloer. ALDI wijst aansprakelijkheid af. Werkneemster verzoekt bij wijze van deelgeschil te bepalen dat ALDI aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade. Daarbij verzoekt zij tevens te bepalen dat ALDI een voorschot betaalt ten aanzien van de schade en de buitengerechtelijke kosten.
Oordeel
Schade opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden
ALDI meent dat werkneemster haar schade niet heeft opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden, maar als klant. Dit omdat het ongeval plaatsvond toen zij haar eigen boodschappen had afgerekend. De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de verklaring van getuige die zij kort na het ongeval heeft afgelegd. De verklaring die zij later (in 2016) onder ede heeft afgelegd wordt van minder (bewijs)waarde geacht. Dit mede gelet op het tijdsverloop, de aantasting van het geheugen van getuige en omdat getuige meerdere malen met werkneemster na het ongeval heeft gesproken. Werkneemster stelt terecht dat ‘in de uitoefening van werkzaamheden’ niet beperkt moet worden uitgelegd. Echter, de kantonrechter is van mening dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden in de uitoefening van de werkzaamheden. Uit de verklaring van getuige blijkt zonder twijfel dat het ongeval heeft plaatsgevonden nadat werkneemster haar werkzaamheden voor die dag had beëindigd. De enkele omstandigheid dat zij zich op dat moment (nog) op de werkvloer bevond maakt dat niet anders. Er is daarom geen sprake van werkgeversaansprakelijkheid aan de zijde van ALDI. Obiter dictu merkt dat kantonrechter op dat hij de vordering op grond van artikel 7:658 BW zou hebben afgewezen, omdat geen sprake is van een schending van de zorgplicht. De vordering op grond van goed werkgeverschap is onvoldoende onderbouwd. Voor zover de grondslag gelijk is aan die van de vordering ex artikel 7:658 BW delen zij hetzelfde lot. Werkneemster heeft bovendien geen causaal verband aangetoond tussen het schenden van de zorgplicht en het ongeval.
Schade door gebrekkige opstal of onrechtmatige daad
De vordering op grond van schade als gevolg van gebrekkige opstal wordt afgewezen. Het argument dat waarschuwingsbordjes hadden moeten worden opgehangen wordt niet gevolgd. Het is tevens vaste rechtspraak dat de aanwezigheid van materialen op een vloer een opstal niet gebrekkig maken. Daarbij is een feit van algemene bekendheid dat een supermarktvloer niet steeds volledig schoon is. Ook de vordering op grond van onrechtmatig handelen is onvoldoende onderbouwd en wordt afgewezen. Het ongeval vindt zijn oorzaak in een ongelukkige samenloop van omstandigheden.