Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 14 februari 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:3842

werkneemster/Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers

Eerdere opheffing van non-actiefstelling werkneemster door hof toegewezen. Werkneemster vervolgens opnieuw op non-actief gesteld en ontslagen. Ontslag volgens kantonrechter niet kennelijk onredelijk. Werkneemster in hoger beroep toegelaten tot nadere bewijslevering.

Feiten

Werkneemster, destijds werkzaam als Algemeen Directeur c.q. Voorzitter van het Bestuur van het COA, is op 27 september 2011 op non-actief gesteld. Bij arrest van 10 januari 2012 heeft het Hof Den Haag de vordering van werkneemster in kort geding tot opheffing van haar non-actiefstelling toegewezen. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat werkneemster tot 1 april 2012 zou afzien van haar aanspraak op werkhervatting en dwangsommen, in afwachting van het rapport van de Onderzoekscommissie COA. Op 29 maart 2012 heeft het COA werkneemster met ingang van 1 april 2012 opnieuw voor de duur van twee weken op non-actief gesteld, welke non-actiefstelling op 13 april 2012 met twee weken is verlengd. De Onderzoekscommissie COA heeft op 17 april 2012 haar definitieve rapport uitgebracht. Op 20 april 2012 heeft het COA het dienstverband met werkneemster opgezegd met ingang van 23 april 2012, met doorbetaling van haar salaris tot de reguliere ontslagdatum 1 augustus 2012. Het COA heeft hiervoor een aantal ontslaggronden aangevoerd, waaronder het verstrekken door werkneemster van onjuiste informatie aan de Onderzoekscommissie COA, de minister, de raad van toezicht en de pers over haar gebruik van de dienstauto voor privédoeleinden, en het verhullen van dit privégebruik, waarbij zij ook ondergeschikten zou hebben betrokken. Werkneemster heeft vervolgens jegens het COA schriftelijk aanspraak gemaakt op betaling van € 225.000 respectievelijk € 325.000 ter zake van dwangsommen die het COA volgens werkneemster krachtens het arrest van het Hof Den Haag van 10 januari 2012 zou hebben verbeurd. Het COA heeft hierop werkneemster gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat het COA, gelet op de nieuwe op non-actiefstelling per 1 april 2012, geen dwangsommen heeft verbeurd (de dwangsommenprocedure). Werkneemster heeft van haar kant het COA gedagvaard op grond van kennelijk onredelijk ontslag (de KOO-procedure). De rechtbank heeft in beide zaken bewezen geoordeeld dat werkneemster onjuiste informatie heeft verstrekt aan de Onderzoekscommissie COA, de minister en de raad van toezicht over haar gebruik van de dienstauto voor privédoeleinden, en dat zij dit privégebruik heeft verhuld, waarbij zij ook ondergeschikten heeft betrokken. Deze informatie, waarmee het COA pas na het arrest van het Hof Den Haag van 10 januari 2012 bekend is geworden, rechtvaardigde naar het oordeel van de rechtbank zowel de nieuwe op non-actiefstelling per 1 april 2012 als het daarop volgende ontslag van werkneemster. Op grond hiervan heeft de rechtbank werkneemster in de beide procedures in het ongelijk gesteld. Werkneemster is hiervan in beide zaken in hoger beroep gekomen.

Oordeel

In de dwangsommenprocedure voorts

Grieven I.II en I.III klagen erover dat de rechtbank in haar eindvonnis in de dwangsommenprocedure ten onrechte bewezen heeft verklaard dat werkneemster tegenover leden van de raad van toezicht en (medewerkers van) de minister, in strijd met de waarheid, heeft verklaard dat zij de dienstauto niet voor privédoeleinden gebruikte. Werkneemster betwist met name de verklaringen die haar voormalig secretaresse en chauffeur hebben afgelegd. Alvorens over te gaan tot een (nieuwe en zelfstandige) bewijswaardering, zal het hof werkneemster, gelet op haar gespecificeerd bewijsaanbod, toelaten tot het leveren van (aanvullend) tegenbewijs op de bovenstaande punten.

In de KOO-procedure voorts

De grieven XIII en XIV lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Deze klagen erover dat de kantonrechter in zijn eindvonnis in de KOO-procedure ten onrechte bewezen heeft verklaard dat werkneemster in strijd met de waarheid tegenover leden van de raad van toezicht, (medewerkers van) de minister en leden van de Onderzoekscommissie COA, heeft verklaard dat zij de dienstauto niet voor privédoeleinden gebruikte. Grief XIV klaagt erover dat de kantonrechter tevens ten onrechte bewezen heeft verklaard dat werkneemster heeft verhuld dat zij de dienstauto ook voor privédoeleinden gebruikte, en dat werkneemster hierbij ondergeschikten heeft betrokken. Alvorens over te gaan tot een (nieuwe en zelfstandige) bewijswaardering, zal het hof werkneemster, gelet op haar gespecificeerd bewijsaanbod, toelaten tot het leveren van (aanvullend) tegenbewijs op de bovenstaande punten. Grief XV betoogt, onder verwijzing naar de voorgaande grieven, dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het COA gegronde redenen had om de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen. Grief XVI klaagt erover dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Betoogd wordt dat uit de aangevoerde grieven volgt dat sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst op grond van voorgewende of valse redenen, en subsidiair dat de opzegging kennelijk onredelijk is gelet op het gevolgencriterium. Grief XVII richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat er geen grond bestaat voor toekenning van een contractuele vergoeding, omdat sprake is van ernstig verwijtbare handelingen of nalatigheden van de werknemer. Grief XVIII richt zich tegen de afwijzing door de kantonrechter van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Het hof houdt zijn beslissing ten aanzien van de grieven XV tot en met XVIII aan, in afwachting van de bewijslevering.

De vordering ex artikel 843a Rv

Het hof concludeert dat het voor het COA mogelijk moet zijn om een lijstje over te leggen van alle personen die op de betreffende data en tijdstippen gemachtigd althans in staat waren om de agenda van werkneemster in te zien. Het hof zal de vordering van werkneemster ex artikel 843a Rv in die zin toewijzen. Het hof houdt elke verdere beslissing aan.