Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 12 januari 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:342
Capgemini Nederland B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is in dienst van Capgemini, laatstelijk als consultant voor de afdeling Strategic Business Unit Insights & Data (hierna: I&D). Na een wachttijd van 104 weken is op 5 juni 2013 het arbeidsongeschiktheidspercentage van werknemer door het UWV vastgesteld op 65-80%. Van mei 2014 tot september 2014 heeft werknemer niet-facturabele werkzaamheden verricht in opdracht van een opdrachtgever. Per 1 november 2014 is het dienstverband van werknemer aangepast van senior consultant op niveau 19 naar consultant op niveau 10. Partijen zijn vervolgens eind maart 2016 een mediationtraject ingegaan. Capgemini heeft de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. De kantonrechter heeft het verzoek van Capgemini afgewezen.
Oordeel
Capgemini heeft tijdens de mondelinge behandeling (de gronden van) haar verzoek gewijzigd en gesteld dat haar na toezending van de nadere producties in hoger beroep is gebleken dat werknemer heimelijk, zonder toestemming van zijn gesprekspartners, diverse telefoongesprekken met (leidinggevende) medewerkers van Capgemini heeft opgenomen. Die gedragingen leveren naar het oordeel van Capgemini verwijtbaar handelen op, zodat de arbeidsovereenkomst primair op de e-grond beƫindigd dient te worden. Werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanvulling van het verzoek. Het hof stelt het volgende voorop. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten tweeconclusieregel beperkt de aan oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven mag veranderen of vermeerderen. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. Naar het oordeel van het hof verzet de goede procesorde zich er in dit geval tegen om pas tijdens de mondelinge behandeling een nieuwe ontbindingsgrond aan het verzoek tot beƫindiging van de arbeidsovereenkomst ten grondslag te leggen. Capgemini betwist niet dat zij op of omstreeks 8 december 2017 op de hoogte was van de nieuwe feiten die zij aan dit verzoek ten grondslag legt. Zij had daarmee ruimschoots gelegenheid om haar verzoek op die nieuwe feiten aan te passen en haar gewijzigde verzoek op voorhand aan de wederpartij en het hof kenbaar te maken. Nu zij dat ten onrechte heeft nagelaten en werknemer zich tegen deze wijziging van het verzoek heeft verzet, is werknemer geschaad in zijn mogelijkheid tot het voeren vanverweer en komt de aanvulling van het verzoek in strijd met de goede procesorde. Het hof zal de e-grond dan ook buiten de beoordeling laten. In het principaal hoger beroep richt Capgemini zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een redelijke grond voor ontbinding. Daarbij beperkt Capgemini zich uitdrukkelijk tot de beoordeling van de kantonrechter ten aanzien van de h-grond. Het hof constateert dat de redenen die Capgemini aanvoert ter onderbouwing van de h-grond hun oorsprong vinden in de ongeschiktheid van werknemer om de bedongen arbeid te verrichten. Capgemini heeft, ook in hoger beroep, geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die zelfstandig, dus los van de ongeschiktheid van werknemer, de conclusie rechtvaardigen dat sprake was van een situatie waarin van haar in redelijkerwijs niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De h-grond is bedoeld voor situaties die niet vallen onder de in artikel 7:669 lid 3 BW onder a tot en met g genoemde omstandigheden en is blijkens de wetsgeschiedenis niet bedoeld ter reparatie van een van deze gronden. Dit betekent dat het verzoek op de h-grond niet toewijsbaar is. Op grond van het voorgaande slaagt het principaal hoger beroep niet. Het hof komt niet toe aan beoordeling van het voorwaardelijk incidenteel beroep, omdat de voorwaarde waaronder dat beroep is ingesteld niet is vervuld.