Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 3 januari 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:161
werknemer/werkgever
Feiten
Aan werkgever is opgedragen om te bewijzen dat de losse deeltjes die op de vloer op foto 3 bij het proces-verbaal van de comparitie te zien zijn (1) direct na de goedkeurende inspectie van werknemer aanwezig waren, en (2) dat deze deeltjes alsmede het stof op foto 5 bij het proces-verbaal van de comparitie asbest hebben bevat.
Oordeel
Getuige 1 heeft voor zover van belang samengevat het volgende verklaard. Hij is belast met de interne controle binnen bedrijf X, welk bedrijf op de bewuste dag en op het bewuste adres de asbestverwijdering heeft gedaan. Toen hij arriveerde waren zijn collega's die de asbestsanering hadden uitgevoerd klaar met de asbestverwijdering in het bewuste containment. De DTA (de Deskundige Toezichthouder Asbestverwijdering) van bedrijf X zei hem dat werknemer in diens bus buiten zat te wachten, omdat na de visuele inspectie (door werknemer) er namelijk een luchtmeting moet worden gedaan en de pompen daarvoor eerst twee uur moeten draaien. Hij heeft vervolgens gezien dat werknemer het formulier met de vrijgave aan de DTA overhandigde en dat werknemer vervolgens vertrok. Daarna is hij, getuige 1, het containment (de afgesloten te saneren ruimte) ingegaan. Op grond van deze verklaring neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat getuige 1 als eerste het door werknemer vrijgegeven containment heeft betreden en dat de door hem aangetroffen situatie dus overeenstemde met de situatie van het containment op het moment dat werknemer dit vrijgaf. Op grond van de onder ede afgelegde getuigenverklaring acht de kantonrechter bewezen dat na de vrijgave van het containment door werknemer nog duidelijk waarneembare kitresten in het containment aanwezig waren, namelijk (nog) in het kozijn, in de kier tussen de houten platen en het kozijn, en op de grond. Door zichzelf niet als getuige te laten horen heeft hij de kantonrechter en werkgever de mogelijkheid ontnomen hem daarover onder ede te bevragen. Dat ook het stof op de radiator asbest heeft bevat is op grond van de getuigenverklaringen niet komen vast te staan en dus niet bewezen. Voor het geval mocht komen vast te staan dat hij wél asbesthoudend materiaal heeft achtergelaten in het containment, heeft werknemer aangevoerd dat dit niet heeft geleid tot een veiligheidsrisico van personen, waartoe hij verwijst naar de meetgegevens van de door hem gedane luchtmeting. Afgezien van de omstandigheid dat hij dit argument ten onrechte niet nader heeft onderbouwd, kan dit werknemer niet baten. Werknemer beroept zich verder op de financiële gevolgen van het ontslag, aan zijn goede functioneren in de afgelopen jaren en het feit dat nimmer een officiële waarschuwing is gegeven voor het achterlaten van asbesthoudend materiaal. Dat het ontslag financiële gevolgen voor werknemer heeft, wil de kantonrechter wel aannemen. Gelet op de aard en de ernst van de handelwijze van werknemer legt dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gewicht in de schaal. Voorts constateert de kantonrechter dat uit de door werkgever overgelegde stukken bepaald niet blijkt dat sprake is van een vlekkeloos dienstverband. De slotsom is dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Werknemer heeft voorts geen recht op de door hem verzochte transitievergoeding indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van zijn kant. Dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven betekent niet in alle gevallen dat tevens sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, maar in dit geval wel.