Naar boven ↑

Rechtspraak

Fitness Service & Support B.V./werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 17 januari 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:450

Fitness Service & Support B.V./werknemer

Werkgever verzoekt arbeidsovereenkomst service monteur fitness- en sportapparatuur te ontbinden wegens (ernstig) verwijtbaar handelen (e-grond), terwijl de gestelde feiten eerder duiden op beweerdelijk disfunctioneren (d-grond), dan wel op een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). Afwijzing ontbindingsverzoek.

Feiten

Fitness Service & Support (hierna: FSS) houdt zich bezig met de reparatie, de service, het onderhoud en het geven van advies op het gebied van fitness- en sportapparatuur en daarbij behorende onderdelen. Werknemer is op 16 april 2007 in dienst getreden als service monteur. FSS verzoekt ontbinding wegens (ernstig) verwijtbaar handelen en legt daaraan het volgende ten grondslag. Ondanks de duidelijke werkinstructie, de officiële waarschuwingen en de vele gesprekken blijven concrete veranderingen in het werk van werknemer uit en blijven klachten over hem binnenkomen. FSS stelt dat werknemer weigert te werken volgens de werkinstructies die zijn omschreven in de memo van 17 april 2016 en dat hij niet vatbaar is voor feedback. Dit levert zodanig veel klachten op dat FSS opdrachtgevers dreigt kwijt te raken. Twee van de vier opdrachtgevers van FSS willen niet meer dat werknemer nog werkzaamheden voor hun verricht. Door het gedrag van werknemer heeft FSS niet alleen schade geleden, maar wordt ook haar bestaanszekerheid bedreigd.

Oordeel

Werknemer heeft gemotiveerd betwist dat hij verwijtbaar heeft gehandeld, zodanig dat van FSS niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bovendien heeft hij de door FSS gestelde feiten met zijn verweer ter zitting in een andere context geplaatst, te weten dat het waarschijnlijk is dat FSS naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst streeft nadat werknemer gezondheidsklachten kreeg en dat het – volgens werknemer – FSS erom te doen was de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen omdat de onderneming op dit moment verliesgevend is, en dat FSS met de beëindiging van het dienstverband de personeelskosten wil terugbrengen. Het ligt op de weg van FSS om de aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggende feiten te bewijzen. Hoewel door FSS een bewijsaanbod is gedaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter zouden de gestelde feiten in het onderhavige geval, indien bewezen, immers niet tot het oordeel kunnen leiden dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen van werknemer, laat staan van ernstig verwijtbaar handelen, zodanig dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen. De gestelde feiten zouden eerder duiden op beweerdelijk disfunctioneren van werknemer (d-grond), dan wel op een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). Nu FSS haar ontbindingsverzoek uitdrukkelijk heeft beperkt tot de e-grond, leidt dat tot de conclusie dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen.