Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Romass B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 5 januari 2018
ECLI:NL:RBZWB:2018:568

werknemer/Romass B.V.

Ontslag op staande voet is – in strijd met eigen beleid werkgeefster – niet als ultimum remedium toegepast. Billijke vergoeding ad € 3.800 bruto toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 20 februari 2017 – voor bepaalde tijd tot 1 oktober 2017 – in dienst getreden bij Romass B.V. (hierna: Romass). De functie die werknemer laatstelijk vervulde, was die van monteur technische dienst. Bij e-mailbericht van 31 juli 2017 is werknemer op staande voet ontslagen. Uit de ontslagbrief blijkt dat de ontslagreden is gelegen in het feit dat er voor een groot bedrag aan gereedschap en artikelen (inclusief een tablet en een pinapparaat) uit de bedrijfsbus van Romass is verdwenen, alsmede dat Romass kosten heeft moeten maken voor het laten reinigen van en het laten repareren van beschadigingen aan deze (vrij nieuwe) bedrijfsbus, terwijl werknemer daarop niet wil reageren. Werknemer verzoekt thans primair vernietiging van het ontslag op staande voet en subsidiair een billijke vergoeding.

Oordeel

Dringende reden

De kantonrechter stelt voorop dat hoewel de bewoordingen ‘diefstal’ of ‘verduistering’ niet in de ontslagbrief behoeven te worden gebruikt, Romass in het geheel geen (concreet) verwijt aan werknemer heeft gemaakt. Zij heeft slechts algemeen verwoord dat er ‘gereedschap en materialen uit de bedrijfsbus zijn verdwenen’, hetgeen volgens de kantonrechter onvoldoende grond vormt voor het aannemen van een dringende reden. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat ook indien ervan moet worden uitgegaan dat Romass wél een (concreet) verwijt aan werknemer zou hebben gemaakt, het bestaan van een dringende reden evenmin kan worden aangenomen. In dit verband is van betekenis dat Romass enkele dagen voor het ontslag op staande voet aan werknemer kenbaar heeft gemaakt dat – indien het verdwenen materiaal door toedoen van werknemer zou zijn kwijtgeraakt – het schadebedrag op het salaris van werknemer zou worden ingehouden. Hieruit volgt dan ook dat Romass te snel is overgegaan tot het geven van ontslag op staande voet. Voorts merkt de kantonrechter op dat het ontslag op staande voet (mogelijk) mede door meerdere omstandigheden is ingegeven, zoals de ziekmelding van werknemer, een onaangekondigd bezoek aan de tandarts en het niet verschijnen op meerdere afspraken met Romass. Het had evenwel op de weg van Romass gelegen om daarvoor andere wegen te bewandelen dan een ontslag op staande voet, een sanctie die als ultimum remedium wordt beschouwd en derhalve terughoudend moet worden toegepast. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden, zodat het gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd.

Billijke vergoeding

Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, wordt het verzoek van werknemer tot toekenning van een billijke vergoeding toegewezen. De hoogte van de billijke vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 3.800 bruto. Dit bedrag is gebaseerd op het nog door werknemer te ontvangen loon indien het ontslag niet zou zijn verleend. Hierbij is van belang dat de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2017 van rechtswege zou eindigen, terwijl niet aannemelijk is dat Romass deze overeenkomst met werknemer zou hebben verlengd.