Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Zeeland-West-Brabant, 31 januari 2018
werkgeefster/werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 1 juli 2009 in dienst getreden bij werkgeefster X (hierna: X) in de functie van receptioniste. Op 19 juni 2017 heeft de bedrijfsarts – nadat werkneemster zich op 17 april 2017 heeft ziek gemeld – geoordeeld dat werkneemster situationeel arbeidsongeschikt is geraakt en dat partijen hieromtrent met elkaar in gesprek moesten gaan. Werkneemster heeft echter geweigerd aan dit advies gehoor te geven. Zo heeft zij vanaf het moment van ziekmelding direct aangestuurd op re-integratie via het tweede spoor en is zij op 17 oktober 2017 niet verschenen op het kantoor van X om het plan van aanpak te bespreken. Op 21 september 2017 heeft werkneemster een waarschuwing gekregen voor het niet-nakomen van re-integratieafspraken. Het UWV heeft op 23 november 2017 geoordeeld dat werkneemster onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie. X wendt zich thans tot de kantonrechter met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen of nalaten te ontbinden.
Oordeel
Opzegverbod
Naar het oordeel van de kantonrechter houdt het door X ingestelde ontbindingsverzoek geen verband met de ziekte van werkneemster, zodat het opzegverbod niet aan eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Van doorslaggevend belang is dat het ontbindingsverzoek van X verband houdt met het handelen van werkneemster, dat volgens X in strijd is met de rondom ziekte en re-integratie geldende bepalingen. De kantonrechter komt derhalve aan de inhoudelijke beoordeling van het ontbindingsverzoek toe.
Ontbinding e-grond
De kantonrechter stelt voorop dat een werknemer ingevolge het bepaalde in artikel 7:660a BW verplicht is mee te werken aan zijn re-integratie. Met betrekking tot het niet verschijnen op de afspraak om het plan van aanpak te bespreken, voert werkneemster ten verwere aan dat zij het nut er niet van in ziet om telkens weer bij X te verschijnen om tal van zaken te bespreken en het eenzijdig door X opgestelde plan van aanpak te ondertekenen. De kantonrechter verwerpt dit verweer en oordeelt als volgt. Het niet vooraf toegestuurd krijgen van een plan van aanpak levert geen (houdbaar) argument op om niet op een re-integratieafspraak te verschijnen. Daarnaast was het gesprek juist ervoor bestemd om het plan van aanpak in onderling overleg te bespreken. Van slechts het ondertekenen van een ‘eenzijdig’ opgesteld plan van aanpak was dan ook geen sprake. De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster van meet af aan niet op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat re-integratie via het eerste spoor geen optie was en dat dit standpunt heeft geleid tot een gebrek aan medewerking aan het re-integratieproces. De conclusie luidt dat werkneemster hierdoor in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende re-integratieverplichtingen, zodat het ontbindingsverzoek op de e-grond toewijsbaar is.
Transitievergoeding
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op het voorstaande, ook sprake van ernstig verwijtbaar handelen door werkneemster. Laatstgenoemde voert aan dat het niet toekennen van de transitievergoeding evenwel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel sprake is van een betrekkelijk lang dienstverband, blijkt uit het voorgaande dat geen sprake is van een relatief kleine misstap. Zowel werkneemster als haar gemachtigde heeft zich – ondanks gesprekken met X, de oordelen van twee bedrijfsartsen, waarschuwingen, loonsancties en mediation – schuldig gemaakt aan het afhouden en het frustreren van de aanpak van re-integratie via het eerste spoor. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat werkneemster geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding.