Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Coop Supermarkten B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 9 februari 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:653

werkneemster/Coop Supermarkten B.V.

Geschil over het antwoord op de vraag of de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging op verzoek van werkneemster, door beëindiging met wederzijds goedvinden dan wel door ontslag op staande voet.

Feiten

Werkneemster is op 29 augustus 2016 bij Coop Supermarkten B.V. in dienst getreden in de functie van aankomend verkoopmedewerker. Op 28 september 2017 is werkneemster zonder opgave van reden of enige melding vooraf niet op haar werk verschenen. Als gevolg daarvan heeft de leidinggevende van werkneemster via een WhatsAppbericht laten weten dat werkneemster voor de tweede keer zonder melding niet is komen opdagen op haar werk en dat de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden. Werkneemster heeft in reactie hierop geantwoord dat zij niet is komen opdagen omdat ‘er iets was voorgevallen’, maar dat zij de keuze van Coop begrijpt. Vervolgens heeft Coop werkneemster op diezelfde dag schriftelijk haar ‘ontslag op eigen verzoek’ bevestigd. Werkneemster heeft hiertegen geprotesteerd met de stelling dat van opzegging op eigen verzoek dan wel beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden geen sprake is. Coop heeft de voornoemde stelling van werkneemster betwist en in het verlengde daarvan aangevoerd dat in het uiterste geval sprake is van een ontslag op staande voet, nu werkneemster heeft gelogen over ziekmelding op 28 september 2017. Werkneemster verzoekt thans vernietiging van de opzegging.

Oordeel

Opzegging/beëindiging met wederzijds goedvinden

De kantonrechter oordeelt als volgt. De enkele omstandigheid dat werkneemster op het bericht van haar leidinggevende heeft geantwoord dat er iets was voorgevallen en dat zij de keuze van Coop begreep, kan het oordeel dat sprake is van opzegging op verzoek van werkneemster niet dragen. Van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die gericht is op de beëindiging van het dienstverband door werkneemster is namelijk geen sprake is. Van een beëindiging met wederzijds goedvinden is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin sprake is. Nog daargelaten of voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste als bedoeld in artikel 7:670b eerste lid BW, geldt dat werkneemster binnen veertien dagen kenbaar heeft gemaakt dat ze niet zelf ontslag heeft aangevraagd en ook dat ze zich niet kon verenigen met de inhoud van het bericht van 28 september 2017. Tot slot wordt geoordeeld dat van instemming met een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Coop ook geen sprake is.

Ontslag op staande voet

Naar het oordeel van de kantonrechter voert het te ver om aan te nemen dat werkneemster uit de berichtgeving van 28 september 2017 had kunnen (dan wel moeten) begrijpen dat zij op staande voet was ontslagen. Daar komt bij dat Coop op diezelfde dag schriftelijk het ‘ontslag op eigen verzoek’ heeft bevestigd. Van een eenduidige berichtgeving was aldus geen sprake. Coop voert in dit verband aan dat werkneemster hoe dan ook bij brief van 9 oktober 2017 wél rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. In deze brief staat vermeld dat werkneemster Coop zou hebben voorgelogen door Coop achteraf, via haar gemachtigde, te laten weten dat zij op 28 september 2017 ziek was, terwijl van enige ziekmelding nimmer sprake is geweest. De herhaalde werkweigering en het afleggen van een leugenachtige verklaring leveren volgens Coop een dringende reden op. De kantonrechter volgt Coop hierin niet, aangezien deze laatste er niet in is geslaagd te bewijzen dat werkneemster daadwerkelijk over haar ziekmelding heeft gelogen. Dit betekent dat als grond voor het ontslag op staande voet enkel de ongeoorloofde afwezigheid resteert. Volgens de kantonrechter kan deze grond een dringende reden opleveren, ware het niet dat op 9 oktober 2017 niet langer is voldaan aan het onverwijldheidsvereiste. Dit leidt ertoe dat het op 9 oktober 2017 gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden.