Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 13 februari 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:223
werknemer/werkgever
Feiten
Werkgever houdt zich (kort gezegd) bezig met de exploitatie van een amusementshal met gelduitkerende speelautomaten. Werknemer is voor onbepaalde tijd in dienst getreden als halmedewerker. Werknemer werkte samen met zeven vrouwelijke collega’s. Eind 2016 hebben twee collega’s zich bij de vestigingsmanager beklaagd over het – naar hun mening – seksueel grensoverschrijdende gedrag van werknemer. Op 20 december 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer, de HR-adviseur en de algemeen directeur. In afwachting van het onderzoek naar het gedrag van werknemer is hij tot nader order vrijgesteld van de verplichting om werkzaamheden te verrichten. Tegen de achtergrond van voormelde feiten heeft werkgever zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek om de arbeidsovereenkomst van partijen per direct te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding en met veroordeling van werknemer in de kosten. De kantonrechter heeft, na gehouden getuigenverhoor, de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen door werknemer per de volgende dag ontbonden, zonder toekenning van een transitievergoeding. Tegen die beslissing keert werknemer zich in hoger beroep.
Oordeel
Voldragen e-grond
Op grond van de verklaringen van collega’s en de vestigingsmanager, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat werknemer zich meerdere malen schuldig gemaakt heeft aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het hof is van oordeel dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan verwijtbaar handelen zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW en dat de arbeidsovereenkomst van partijen op goede gronden is ontbonden. Het moge zo zijn dat er binnen de organisatie van werkgever een amicale/aanrakerige sfeer was, in ieder geval waar het een aantal werknemers betrof, maar door bijvoorbeeld een collega bij de borsten te pakken heeft werknemer een duidelijke grens overschreden. Dat er nooit eerder klachten over het gedrag van werknemer zijn binnen gekomen, dat er van structureel en langdurig (wan)gedrag geen sprake is en dat werknemer door werkgever ook nooit eerder is aangesproken op de soms wel erg amicale wijze waarmee hij met sommige (vrouwelijke) collega’s omging (of zij met hem), doet aan het voorgaande niet af. Werknemer werpt werkgever nog tegen dat na de door collega’s gemelde incidenten, geen intern onderzoek is verricht. Naar het oordeel van het hof leidt dit verwijt echter tot niets omdat dat aan – het hof bewezen heeft verklaard – gebeurd is, niet afdoet.
Ernstige verwijtbaarheid/transitievergoeding/ontbindingsdatum
Het hof kwalificeert het gedrag van werknemer niet alleen als verwijtbaar, maar ook als ernstig verwijtbaar. Het moge wellicht zo zijn dat de omgang van werknemer met zijn collega’s altijd al wat losjes was en dat daarover geen klachten bekend waren, maar hoe vrijelijk een omgang met collega’s ook mag zijn, met het gedrag van werknemer zijn verre de grenzen overschreden die er ook voor een wat lossere omgang tussen collega’s gelden, zelfs als een (vrouwelijke) collega daarmee (ogenschijnlijk) geen problemen zou hebben. Werknemer had dit redelijkerwijs moeten begrijpen en zich van dit gedrag moeten onthouden, zeker nu uit de verklaringen van collega’s blijkt dat zij werknemer meermalen hebben laten merken hier niet van gediend te zijn. Werkgever is geen transitievergoeding verschuldigd. Ook hoeft bij ernstige verwijtbaarheid de reguliere opzegtermijn niet in acht genomen te worden en heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst kunnen ontbinden op een eerder tijdstip, te weten per de volgende dag (art. 7:671b lid 8 sub b BW).