Rechtspraak
VPRO/werknemer
Feiten
Werknemer werkt bij VPRO als programmamaker H/onderzoeksjournalist. Binnen de journalistiek geldt de beroepscode van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en de Leidraad van de Raad voor Journalistiek, die een uitwerking is van de Code van Bordeaux. Werknemer en de VPRO zijn in een arbeidsconflict geraakt. Op 10 november 2015 meldt werknemer zich ziek bij F. De bedrijfsarts ziet een verband tussen zijn uitval en de relatie met VPRO. In februari 2016 start de mediation. De mediator legt de mediation op 13 mei 2016 stil. Hierna voeren VPRO en werknemer zelf onderhandelingen. Op 21 januari 2018 oordeelde de kantonrechter, op een door partijen gezamenlijk ingediend ontbindingsverzoek, dat werknemer aanspraak maakt op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van VPRO. Daarnaast is aan werknemer eveneens een immateriële vergoeding toegekend. Het in het dictum toegekende bedrag is echter niet in overstemming met het bedrag zoals in de rechtsoverweging staat genoemd. De kantonrechter ziet derhalve om aanleiding om over te gaan tot ambtshalve verbetering van het vonnis.
Oordeel
Bij brief van 18 januari 2018 heeft de griffier van de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om een verbetering in het op 12 januari 2018 gewezen vonnis aan te brengen. In het dictum is een bedrag van € 38.571,07 bruto opgenomen, terwijl uit r.o. 6.20 volgt dat dit € 26.055 bruto moet zijn. Het is duidelijk dat het meenemen van beide bedragen in het dictum tot een te hoge vergoeding leidt. Het bedrag van € 38.571,07 bruto dient dan ook in mindering worden gebracht op het totaalbedrag. Partijen hebben op 22 januari 2018 schriftelijk bericht gestuurd dat zij akkoord zijn met de aanpassing in het dictum. De kantonrechter is van oordeel dat in het vonnis van 12 januari 2018 sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent en wijzigt het vonnis daarom als volgt: ‘veroordeelt VPRO om aan [A] een billijke vergoeding te betalen van € 154.024,87 (€ 89.398,80 bruto + € 26.055,00 bruto + € 38.571,07 bruto) bruto en € 10.000,00 netto’. wordt gewijzigd in: ‘veroordeelt VPRO om aan [A] een billijke vergoeding te betalen van € 115.453,80 bruto (€ 89.398,80 bruto + € 26.055,00 bruto) en € 10.000,00 netto’.