Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 16 maart 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:874
ondernemingsraad/Möhringer Liften B.V.
Feiten
Möhringer is deel van de Schindler Groep; haar aandelen worden gehouden door Schindler NL. Tussen de ondernemingsraad en Möhringer is een convenant overeengekomen waarin staat dat het de bedoeling van partijen is de eigen Möhringer-identiteit zo veel mogelijk te verzekeren. Op een goed moment vraagt Möhringer de ondernemingsraad advies over een verplaatsing van een deel van de werkzaamheden van Haarlem naar Den Haag, waar Schindler NL is gevestigd, omdat het pand in Haarlem hoge kosten oplevert en voor de vervanging van de machines grote investeringen nodig zijn. De verhuizing zou leiden tot verhoging van de efficiency, kostenbesparing, nauwere samenwerking met Schindler NL en synergievoordelen. De ondernemingsraad brengt een negatief advies uit: er is in feite sprake van ontmanteling van Möhringer en dit gaat in tegen het convenant. De ondernemingsraad stelt een alternatief plan op dat inhoudt dat gezocht wordt naar een strategische partner die de werkplaats in Haarlem zou willen overnemen, met wie vervolgens in hetzelfde pand kan worden samengewerkt. Möhringer neemt het besluit tot verhuizing en gaat daarbij tevens in op het alternatieve plan, dat zij afwijst. De ondernemingsraad verzoekt voor recht te verklaren dat Möhringer niet tot het genomen besluit heeft kunnen komen.
Oordeel
Voorop staat dat de resultaten van Möhringer de afgelopen jaren achter zijn gebleven en er maatregelen genomen zullen moeten worden om daarin verbetering te brengen. Zowel het gebouw van Möhringer in Haarlem als het machinepark van de daarin gevestigde werkplaats is verouderd en Schindler Groep is niet bereid geld ter beschikking te stellen voor noodzakelijke investeringen in gebouw en machines. Bij Schindler NL in Den Haag staat een verdieping leeg die geschikt is om het kantoorpersoneel van Möhringer te huisvesten. Met de verhuizing kan een aanzienlijke besparing op de huisvestingskosten worden gerealiseerd en met de verhuizing zijn synergievoordelen te behalen. Tegen die achtergrond heeft Möhringer de bezwaren en risico’s die aan de voorgenomen verhuizing verbonden zijn (kwaliteitsverlies, reistijden, afstand werkplaats engineering, onzekerheid en vertrek medewerkers, verlies klanten) afgewogen tegen de voordelen (besparing op huisvesting, verdieping bij Schindler NL staat leeg, synergievoordelen en de hoop op verbeterde samenwerking), mede bezien in het licht van de beperkte mogelijkheden die Möhringer ten dienste staan (geen geld voor noodzakelijke investering in werkplaats/gebouw) en de noodzaak om tot een verbetering van de resultaten te komen. De redenen die Möhringer aanvoert voor dit besluit (dat voor haar de voordelen van de voorgenomen uitbesteding en verhuizing zwaarder wegen dan de mogelijke bezwaren en risico’s), kunnen het besluit in redelijkheid dragen.
Het besluit is niet in strijd met het convenant. Uit het besluit volgt dat het voornemen is dat Möhringer ook na verhuizing blijft bestaan als zelfstandige onderneming, met een eigen bestuur en een nadruk op custom design liftontwerp. Möhringer behoudt daartoe haar eigen merk en verkoopafdeling, haar eigen engineering en serviceafdeling, voor zowel nieuwe liften als onderhoud en/of renovatie van bestaande liften.
Möhringer heeft de ondernemingsraad voldoende over haar besluit geïnformeerd, met name ten aanzien van de beweegredenen en doelstellingen, de verwachte gevolgen voor de medewerkers en de in dat kader te nemen maatregelen. Möhringer is in het besluit inhoudelijk ingegaan op het door de ondernemingsraad gepresenteerde alternatieve plan. Möhringer heeft haar afwijzing van het alternatieve plan voldoende gemotiveerd door in te gaan op het feit dat het plan minder synergievoordelen en kostenbesparingen oplevert. Het besluit van Möhringer is voldoende gemotiveerd. De Ondernemingskamer wijst het verzoek van de ondernemingsraad af.