Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 18 juli 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:2959
werknemer/Atena B.V.
Feiten
Werknemer is na een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 1 juli 2005 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Atena. Met ingang van 8 maart 2011 is werknemer als statutair bestuurder van Atena benoemd. Bij e-mail van 17 februari 2016 heeft medebestuurder E aan werknemer laten weten dat Atena op 12 februari 2016 van de boekhouder had vernomen dat een groot bedrag aan werknemer was uitbetaald. Werknemer werd verzocht dat bedrag vóór 22 februari 2016 terug te betalen onder de mededeling dat anders passende maatregelen zouden worden genomen. Bij brief van 19 februari 2016 heeft medebestuurder E werknemer uitgenodigd om de algemene vergadering van aandeelhouders van Atena op 17 maart 2016 bij te wonen. In de bijgevoegde agenda staat als agendapunt het voorstel tot schorsing en ontslag van werknemer als bestuurder. De toelichting luidt dat naar aanleiding van recente ontdekkingen, waarbij werknemer zichzelf zonder enige grondslag, in strijd met gemaakte afspraken en zonder voorafgaande kennisgeving aan de overige bestuurders of aandeelhouder(s) een bonus heeft uitgekeerd van circa € 98.000, er een vertrouwensbreuk tussen genoemde partijen is ontstaan en dat een en ander is geëscaleerd toen werknemer dit bedrag weigerde terug te betalen. Werknemer is op 22 februari 2016 vrijgesteld van werk. Bij brief van 22 maart 2016 is de schorsing en het ontslag van werknemer als statutair bestuurder van Atena op 17 maart 2016 met onmiddellijke ingang door Atena aan hem bevestigd. Tevens is bij deze brief aan werknemer meegedeeld dat Atena op 17 maart 2016 de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft opgezegd op grond van dringende redenen. Bij beschikking van 11 augustus 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Atena werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
Oordeel
Het stond werknemer niet vrij om het bedrag, dat hem naar eigen zeggen aan achterstallig salaris over de periode 2011-2015 toekwam, zonder meer aan zichzelf uit te betalen. Gelet op de omvang van het bedrag, de conflicterende belangen en de mogelijkheid dat over de verschuldigdheid verschil van mening zou kunnen bestaan nu de overeenkomst op grond waarvan werknemer meende recht te hebben op de betaling meer dan 5 jaar oud was en daaraan nooit uitvoering was gegeven terwijl partijen inmiddels wel van die overeenkomst afwijkende afspraken over het salaris van werknemer hadden gemaakt, had werknemer kunnen en moeten bedenken dat hij in dit geval niet zelfstandig kon beslissen over de betaling. Werknemer heeft daarnaast onvoldoende feitelijk onderbouwd dat hij Atena voorafgaand aan de uitbetaling op 14 december 2015, daarvan op de hoogte heeft gesteld dan wel dat Atena daarmee heeft ingestemd, zoals hij heeft gesteld. Gelet op de functie en de verantwoordelijkheid van werknemer als statutair bestuurder van Atena en de grote mate van zelfstandigheid die hij in de uitoefening van die functie genoot, mocht Atena erop vertrouwen dat werknemer zich bij het aanwenden van zijn bevoegdheden zou laten leiden door het belang van Atena. Door eigenmachtig, zonder voorafgaande instemming van Atena, een substantieel bedrag aan zichzelf uit te keren, heeft werknemer het vertrouwen dat Atena in hem moest kunnen stellen, in ernstige mate beschaamd. Dat Atena werknemer niet direct op 12 februari 2017 heeft vrijgesteld van werk, dan wel op staande voet heeft ontslagen, doet aan de dringendheid van de reden niet af. Gezien de omstandigheden van het geval, waaronder de functie van werknemer en de aard van de transactie, is het begrijpelijk dat Atena eerst nader onderzoek heeft willen doen alvorens daarover een beslissing te nemen en vervolgens diende zij de (statutair) vereiste proceduretijd in acht te nemen om te komen tot een rechtsgeldig ontslagbesluit en over te gaan tot het (arbeidsrechtelijke) ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig verleend.