Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 10 januari 2017
ECLI:NL:GHSHE:2017:37
werknemer/werkgever
Oordeel
Werkgever vordert in het incident werknemer niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Werkgever voert daartoe aan dat niet duidelijk is wat werknemer vordert en welke (rechts)gronden werknemer hieraan ten grondslag legt. Bovendien heeft de gehele memorie van grieven een voorwaardelijk karakter en is niet aan deze voorwaarde voldaan. Werknemer heeft derhalve geen grieven/gronden ingediend. Werknemer heeft de incidentele vordering gemotiveerd bestreden. Het hof overweegt als volgt. Het hof ziet thans geen reden voor niet-ontvankelijkverklaring van werknemer. Werkgever baseert zijn stelling dat er sprake is van een voorwaardelijke memorie van grieven op nr. 3 van de memorie van grieven. Hieruit volgt alleen dat werknemer de feiten en/of grondslag van zijn vordering voorwaardelijk heeft aangevuld, niet dat de gehele memorie van grieven voorwaardelijk is. De eis van werknemer in hoger beroep acht het hof na lezing van nr. 1 van de memorie van grieven en de grief in nr. 6 van de memorie van grieven vooralsnog voldoende duidelijk. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering van werknemer voor zover gegrond op onrechtmatige daad afgewezen. Werknemer vordert vernietiging van deze beslissing. In hoeverre werknemer zijn vordering voldoende heeft onderbouwd, dient in de hoofdzaak te worden beoordeeld. De beantwoording van deze vraag vergt een inhoudelijke beoordeling van de zaak, waarvoor in dit incident geen plaats is. Op grond van het voorgaande zal het hof de incidentele vordering afwijzen. De beslissing omtrent de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak wordt naar de rol verwezen voor beraad partijen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.