Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 april 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:1571
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer, geboren in 1963, is op 1 september 1986 in dienst getreden van werkgeefster. Laatstelijk is hij werkzaam in de functie senior technical specialist. Op of omstreeks 31 mei 2016 heeft werkgeefster een ontslagaanvraag voor werknemer ingediend bij het UWV wegens bedrijfseconomische omstandigheden (de a-grond). Op 4 juli 2016 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 27 juni 2016 heeft werknemer, naar later is gebleken, een aantal 'server-logins' aangemaakt. Nadat werkgeefster dit ontdekte, is de toegang van werknemer tot de systemen van werkgeefster, inclusief diens e-mailaccount geblokkeerd. In de probleemanalyse d.d. 1 augustus 2016 deelt de bedrijfsarts mee dat werknemer medisch gezien weer volledig inzetbaar is in het eigen werk. De bedrijfsarts signaleert voorts: 'Er zijn niet-medische problemen die de re-integratie belemmeren. Het is noodzakelijk dat een open dialoog tussen werkgever en werknemer wordt gevoerd om te komen tot een oplossing.' Op 2 augustus 2016 spreken statutair directeur en werknemer elkaar. Werknemer betwist onder meer dat hij server-logins heeft aangemaakt. De Spectrum Analyzer wordt niet afgegeven aan werkgeefster. De statutair directeur deelt mee dat werknemer op non-actief wordt gesteld. Het UWV heeft de ontslagaanvraag afgewezen, omdat werkgeefster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het vanwege bedrijfseconomische omstandigheden noodzakelijk is dat arbeidsplaatsen structureel komen te vervallen. Als werknemer weer op het werk verschijnt om zijn werk te hervatten, ontstaat een woordenwisseling, waarna werknemer zich ziek meldt. Mediation heeft niet tot een oplossing geleid. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst op de g-grond ontbonden zonder toekenning van een billijke vergoeding. In hoger beroep stelt werknemer het volgende ter discussie: de datum waarop de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, de billijke vergoeding, de eindafrekening en een integrale proceskostenveroordeling op grond van goed werkgeverschap.
Oordeel
Werknemer heeft erkend dat de arbeidsrelatie is verstoord en dat herplaatsing niet mogelijk is. Het ontbindingsverzoek is terecht toegewezen, waarbij de kantonrechter terecht de duur van de procedure in eerste aanleg in mindering heeft kunnen brengen op de opzegtermijn. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft werknemer geen afdoende verklaring gegeven voor het aanmaken van de server logins en evenmin voor de benaming van de diverse accounts die daaraan waren gekoppeld. Al om die reden acht het hof de daarop gevolgde afsluiting van het e-mailaccount van werknemer en de latere op non-actiefstelling in afwachting van de uitkomst van de UWV-procedure niet ernstig verwijtbaar. Hoewel het hof zich kan voorstellen dat werknemer bijzonder onaangenaam is getroffen door de ontslagaanvraag en partijen daarna steeds scherper tegenover elkaar zijn komen te staan, kwalificeren de gedragingen van werkgeefster niet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Werknemer verwijt werkgeefster voorts dat zij niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Die stelling is echter niet onderbouwd. Het verzoek van werknemer om werkgeefster te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van deze uitspraak een eindafrekening op te maken, wordt afgewezen. Over onderdelen van die eindafrekening wordt immers nog in eerste aanleg geprocedeerd. Werknemer wordt in hoger beroep op alle onderdelen in het ongelijk gesteld. Reeds om die reden is er geen verplichting voor werkgeefster om de advocaatkosten van werknemer te voldoen.