Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 24 april 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:1744
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer treedt op 28 februari 2007 als assistent-accountant en kantoormanager in dienst bij werkgeefster. In zijn arbeidsovereenkomst zijn opgenomen: een relatiebeding, een verbod op het verrichten van nevenactiviteiten en een geheimhoudingsbeding. Werknemer zegt op een gegeven moment zijn arbeidsovereenkomst op en sluit een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) met werkgeefster. In deze vso is gekozen voor finale kwijting (met uitzondering van het relatiebeding en geheimhoudingbeding). Tevens wordt in deze vso uitdrukkelijk afstand gedaan van het recht om (een gedeelte van) de vso te vernietigen. Werkgeefster komt er enige tijd later achter dat werknemer op eigen initiatief (vóór het sluiten van de vso) al was gestart met een eigen concurrerend administratie- en belastingadvieskantoor. werkgeefster vordert vernietiging van de vso voor wat betreft de finale kwijting. Volgens werkgeefster is namelijk sprake van dwaling. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat partijen over en weer uitdrukkelijk afstand hebben gedaan van het recht tot vernietiging en hebben gekozen voor finale kwijting voor toekomstige vorderingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, behoudens het relatie- en geheimhoudingbeding. Werkgeefster gaat in hoger beroep.
Oordeel
Volgens werkgeefster is de bepaling omtrent finale kwijting vernietigbaar, omdat werknemer haar niet heeft ingelicht over de nevenactiviteiten die hij tijdens zijn dienstverband heeft verricht en zij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zo zou zijn aangegaan. Wat van dit beroep op dwaling ook zij, al had werknemer haar tijdig behoren in te lichten over zijn nevenwerkzaamheden, dan nog geldt het volgende. In artikel 8.3 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat partijen uitdrukkelijk afstand doen van ieder recht om (gedeeltelijke) vernietiging van de werking van de vaststellingsovereenkomst te bewerkstelligen. Daarmee heeft werkgeefster, die zelf als professionele partij dit artikel heeft opgenomen, haar beroep op dwaling prijsgegeven. Dit artikel heeft een ruime strekking en onthoudt partijen expliciet elke mogelijkheid tot gedeeltelijke vernietiging, dus ook met betrekking tot de finale kwijting. Het hof verwerpt tevens werkgeefsters standpunt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om haar op grond van de vaststellingsovereenkomst geen beroep op dwaling te laten toekomen. Werkgeefster heeft werknemer, nadat hij zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd, meteen vrijgesteld van het verrichten van werk en heeft die middag zelf een vaststellingsovereenkomst opgesteld, waarin partijen elkaar 'algehele en finale kwijting' zouden verlenen 'van al hetgeen zij uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en/of ter zake van de beëindiging daarvan te vorderen mochten hebben, dan wel te vorderen mochten krijgen'. Werkgeefster heeft hierop alleen een uitzondering gemaakt voor het relatie- en geheimhoudingbeding, maar niet voor het verbod op nevenactiviteiten. Werknemer heeft toegelicht dat er geen overleg is gevoerd over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, die hij de ochtend na zijn opzegging al om 09:00 uur heeft moeten ondertekenen op het hoofdkantoor. Werknemer heeft tijdens zijn dienstverband met werkgeefster vier zzp’ers en particulieren geholpen met privéaangelegenheden, die zich het hoge tarief van een accountantskantoor niet konden permitteren. Gesteld noch gebleken is dat hij werkgeefster bewust heeft willen benadelen. Mede gelet op de relatief geringe hoogte van de omzet van werknemer is de gebondenheid van werkgeefster aan de vaststellingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.