Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Oost-Brabant, 5 juni 2018

werknemer/werkgeefster

<p>Afwijzing vordering werknemer in kort geding tot schorsing van concurrentiebeding. Werknemer wordt niet onbillijk benadeeld doordat werkgeefster het concurrentiebeding handhaaft.</p>

Feiten

Werknemer is in 2012 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met werkgeefster. Daarin is een concurrentiebeding opgenomen dat werknemer verbiedt tot twee jaar na het einde van zijn arbeidsovereenkomst in dienst te treden bij een concurrerend bedrijf. Werknemer is kort geleden in contact gekomen met werkgever X, die hem een functie heeft aangeboden. Met die functie zou werknemer een flinke carrièrestap maken en ook ten aanzien van zijn arbeidsvoorwaarden een positieverbetering kunnen boeken. Werkgeefster heeft hem na een gesprek over een mogelijk overstap, op 23 maart 2018, laten weten in het kader van het concurrentiebeding niet akkoord te gaan met zijn indiensttreding bij werkgever X, hem volgens werknemer uit zijn functie ontheven en hem, de facto, op non-actief geplaatst. Werknemer is de toegang tot onderneming en het netwerk ontzegd en zijn mobieletelefoonafsluiting is afgesloten. Werknemer heeft geprotesteerd en zich uitdrukkelijk voor het werk beschikbaar gehouden. Werknemer vordert in kort geding ten laste van werkgever primair schorsing van het concurrentiebeding met dien verstande dat het werknemer is toegestaan per 1 juli 2018 zonder enige beperking in dienst te treden bij werkgever X, althans daaromtrent een zodanige voorziening te treffen als de kantonrechter redelijk acht. Subsidiair vordert werknemer een bevel aan werkgeefster tot wedertewerkstelling.

Oordeel

Dat werkgeefster een concurrent is van werkgever X lijkt de kantonrechter voorshands voldoende aannemelijk. Werkgeefster heeft aangevoerd dat zij van de producten van werkgever X er slechts vier niet zelf ook in haar portefeuille heeft, dat ze beide internationaal actief zijn in de (intensieve) veehouderij, dat de markt bij tenders de producten van de een tegen die van de ander uitspeelt en dat zij ook met diergeneesmiddelen werkt. Werknemer heeft daar vervolgens geen feiten en omstandigheden tegenovergesteld die serieuze twijfel wekken aan die argumenten. Gelet op wat werkgeefster heeft aangevoerd, is voorshands onaannemelijk dat zij hier geen belang heeft bij haar beroep op het concurrentiebeding. Dat zij wat andere bedrijven dan werkgever X betreft een overstap ‘bespreekbaar acht’, maakt haar argumentatie niet ongeloofwaardig; gegeven haar recht is zij er geen verantwoording over verschuldigd waarom zij in het ene geval meer concessies wil doen dan in het andere. Werknemer wordt niet onbillijk benadeeld doordat werkgeefster het concurrentiebeding handhaaft. Voorshands is niet onaannemelijk dat werknemer bij werkgeefster geen doorgroeimogelijkheden heeft; werkgeefster heeft gericht mogelijkheden aangegeven, zowel salarieel als wat ontwikkelingen binnen haar bedrijf betreft; dat werknemer die niet kent respectievelijk niet voldoende vindt, weegt daar voorshands niet tegen op, want werknemer heeft er kennelijk nog nooit diepgaand met werkgeefster over gesproken. Voorts: men is nooit te oud voor een nieuwe stap en de behoefte daaraan valt te prijzen, maar anderzijds is een zekere beperking om die te kunnen zetten voor een 57-jarige niet in redelijkheid onaanvaardbaar. Niet zonder meer aannemelijk is voorts dat werkgeefster in haar bedrijf de situatie zo chaotisch en uitzichtloos heeft gemaakt dat het in redelijkheid niet van werknemer gevergd kan worden daar te blijven werken. Werkgeefster heeft het nodige naar voren gebracht wat aannemelijk maakt dat er nog volop ontwikkeling is in haar bedrijf en dat werknemer in die ontwikkeling een behoorlijke rol kan spelen (verwijzend naar zijn ervaring en senioriteit). Ten slotte: werknemer heeft niet bestreden dat hij bedrijfsinformatie van werkgeefster naar zijn privé-account heeft gesluisd; de kantonrechter ziet niet in dat dan de tegenmaatregel die werkgeefster heeft genomen – ontneming van bepaalde middelen – onbehoorlijk is. De primaire vordering wordt afgewezen. De subsidiaire vordering wordt eveneens afgewezen. Werkgeefster heeft gemotiveerd bestreden dat werknemer op non-actief is gezet. Werknemer erkent dat hij nog altijd opdrachten krijgt. Dat werknemer hem van bepaalde faciliteiten heeft afgesloten komt de kantonrechter niet onredelijk voor: dat is een reactie op het door werknemer niet bestreden feit dat hij bedrijfsinformatie naar zijn privé-account heeft gesluisd.

  • Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
  • Datum uitspraak: 05-06-2018
  • Roepnaam: werknemer/werkgeefster
  • Zaaknummer: 6825819
  • Nummer: AR-2018-0684