Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 14 februari 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:2929
werkneemster/Connexxion Tours B.V.
Feiten
Werkneemster is sinds maart 1997 werkzaam als chauffeur bij (de rechtsvoorganger van) Connexxion. Op 1 april 2016 heeft werkneemster een bedrijfsongeval gehad. Zij heeft daarna nog enige tijd geprobeerd door te werken, maar heeft zich op 20 april 2016 ziek gemeld met fysieke klachten. De bedrijfsarts heeft op 25 juli 2017 onder meer gerapporteerd werkneemster nog even niet in te zetten als chauffeur. De bedrijfsarts heeft op 22 augustus 2017 onder meer aan Connexxion geadviseerd een plan te maken voor de terugkeer in het werk. Op 31 oktober 2017 heeft de bedrijfsarts onder meer aan Connexxion gerapporteerd dat werkneemster inzetbaar is voor werk, maar niet voor het chaufferen. Informatie van een specialist is gewenst om te bepalen of ze in staat geacht kan worden te chaufferen. Werkneemster heeft zich op 7 november 2017 hersteld gemeld. Op verzoek van werkneemster is een deskundigenoordeel uitgebracht door het UWV op 20 december 2017. Hierin is onder meer te lezen dat werkneemster weliswaar beperkt is, maar dat van duurzame en structurele beperkingen geen sprake is. De bedrijfsarts heeft op 16 januari 2018 aan Connexxion gerapporteerd om werkneemster nog niet in te zetten als touringcarchauffeur. Werkneemster wil graag weer als chauffeur werken en vordert in kort geding tewerkstelling in haar eigen functie van Chauffeur Groepsvervoer voor het volledig aantal overeengekomen uren.
Oordeel
Uitgangspunt moet zijn dat een deskundigenoordeel niet bindend is voor partijen. Het is echter wel een zwaarwegend advies van een deskundige, juist (ook) voor het geval werkgever en werknemer van mening verschillen over de vraag of en in hoeverre sprake is van arbeids(on)geschiktheid van de werknemer. Waar de bedrijfsarts in augustus en september 2017 adviseert om in opbouwend schema te hervatten in passend werk, wordt in oktober 2017 door hem geadviseerd werkneemster niet als chauffeur aan het werk te laten. Uit de WIA-rapportage kan worden afgeleid dat de bedrijfsarts bij nader inzien twijfel heeft over de rijgeschiktheid van werkneemster. Gelet op de aard van deze procedure bestaat niet de mogelijkheid een onderzoek in te (laten) stellen of vragen te stellen aan de bedrijfsarts. Wel valt op dat de UWV-arts bij het deskundigenbericht de beschikking heeft gehad over dezelfde rapportages als de bedrijfsarts en met de bedrijfsarts overleg heeft gevoerd. Aangenomen mag worden dat de bedrijfsarts daarbij ook verteld zal hebben op welke gedragingen van werkneemster hij zijn twijfel stoelt. Desondanks is de UWV-arts tot het oordeel gekomen dat werkneemster op 7 november 2017 terecht hersteld is gemeld. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat werkneemster arbeidsgeschikt is per 7 november 2017. Echter, ook als uitgegaan wordt van arbeidsgeschiktheid van werkneemster op en na 7 november 2017, betekent dat niet dat de vordering tot tewerkstelling zonder meer zou moeten worden toegewezen. Er kunnen immers omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat een werkgever een arbeidsgeschikte werknemer enige tijd niet (volledig) inzet voor zijn werk. Connexxion ziet zich geconfronteerd met tegengestelde (medische) oordelen over de rijvaardigheid van werkneemster en tegengestelde adviezen over haar inzetbaarheid als chauffeur. Het is begrijpelijk dat Connexxion, gelet op de aard van de werkzaamheden, zo min mogelijk vermijdbaar risico wil lopen voor de veiligheid van werkneemster, de passagiers en andere weggebruikers. Vooralsnog kan Connexxion worden gevolgd in haar keuze om werkneemster tot de herbeoordeling door de bedrijfsarts nog niet in te zetten als chauffeur. Zij dient werkneemster wel in te zetten voor andere passende werkzaamheden waartoe zij, ook naar het oordeel van de bedrijfsarts, op dit moment zeker geschikt is. Daar ziet de vordering echter niet op.