Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 4 juli 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:6159
werknemer/Het Chauffeurscentrum Nederland B.V.
Feiten
Werknemer is op 20 augustus 2010 voor de duur van 26 weken op basis van een uitzendovereenkomst in dienst getreden van Chauffeurscentrum Nederland v.o.f. te Apeldoorn (inmiddels fase C). De opdrachtgever heeft aan Het Chauffeurscentrum laten weten vanaf week 49 van 2016 geen gebruik meer te willen maken van werknemer als inleenkracht. Vanaf week 4 van 2017 heeft Het Chauffeurscentrum geen loon meer betaald. Werknemer heeft zich in januari 2017 ingeschreven bij een ander uitzendbureau en hij heeft via dat uitzendbureau vanaf 22 januari 2017 elders werk gevonden. De gemachtigde van werknemer heeft Het Chauffeurscentrum bij brief van 31 januari 2017 onder meer gesommeerd om € 4.174,18 bruto en € 314,14 netto wegens te weinig betaald loon te betalen. Per e-mail van eveneens 10 maart 2017 aan werknemer heeft Het Chauffeurscentrum geschreven: 'Wij hebben vernomen dat u sinds enige tijd staat ingeschreven en werkzaam bent bij een ander uitzendbureau. Daarom willen wij u feliciteren met het feit dat u op een zo korte termijn een fulltime baan hebt terug gevonden. Wat wij betreuren dat u dat niet zelf aan ons hebt doorgegeven en hebben daarom per 22-01-2017 uw arbeidsovereenkomst beëindigd. Wij wensen u veel succes in uw verdere loopbaan.' Werknemer heeft de kantonrechter onder meer verzocht om Het Chauffeurscentrum bij beschikking te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, de transitievergoeding en vergoeding onregelmatige opzegging. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking (die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard) allereerst geoordeeld dat in dit geval geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Het Chauffeurscentrum.
Oordeel
De eerste beroepsgrond richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een opzegging door Het Chauffeurscentrum. De tweede beroepsgrond richt zich tegen de afwijzing van de vorderingen die samenhangen met die opzegging, te weten de vordering tot betaling van de transitievergoeding, de vordering wegens onregelmatige opzegging en de vordering tot betaling van een billijke vergoeding. De derde beroepsgrond richt zich tegen de afwijzing van de vordering wegens de leegloopuren en de vierde beroepsgrond richt zich tegen de afwijzing van de vordering wegens overuren. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, is naar het oordeel van het hof in dit geval sprake van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door Het Chauffeurscentrum. Nu sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft werknemer in beginsel recht op betaling van de transitievergoeding. Werknemer heeft toegelicht dat hij zich heeft ingeschreven bij een ander uitzendbureau, omdat Het Chauffeurscentrum niet zijn (volledige) loon betaalde. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de inschrijving bij een ander uitzendbureau moet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW. Het Chauffeurscentrum is daarom de transitievergoeding verschuldigd. Nu geen sprake is van een opzegging wegens een dringende reden, is Het Chauffeurscentrum gehouden aan werknemer een bedrag te vergoeden, gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de opzegtermijn. Werknemer maakt ook terecht aanspraak op toekenning van een billijke vergoeding overeenkomstig artikel 7:681 lid 1 sub a BW, omdat Het Chauffeurscentrum heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het Chauffeurscentrum heeft werknemer niet meer bij Sluyter te werk kunnen stellen, omdat Sluyter werknemer niet meer wilde inlenen. Vervolgens heeft Het Chauffeurscentrum een andere functie aan werknemer aangeboden bij Post Harderwijk B.V. Werknemer heeft deze functie niet aanvaard, omdat hij dan ook op zaterdag moest werken en hij daardoor te veel uren per week zou werken. Vervolgens heeft Het Chauffeurscentrum geen andere functie voor werknemer gevonden. Omdat Het Chauffeurscentrum niet betaalde waarop werknemer recht had, heeft werknemer zich ingeschreven bij een ander uitzendbureau. Daarbij heeft hij nagelaten Het Chauffeurscentrum hierover te informeren, hetgeen hem aangerekend mag worden. Vervolgens heeft hij op zeer korte termijn ander werk gevonden. Onweersproken is dat hij daarbij minder zekerheid heeft omdat hij is teruggevallen in fase A. Het hof begroot het daardoor ontstane nadeel schattenderwijs op € 1.500.