Rechtspraak
Feiten
Per 1 juli 2013 is werknemer bij FNV Bouw in dienst getreden als procesjurist. Per 1 januari 2015 zijn een aantal FNV bonden, waaronder FNV Bouw, met elkaar gefuseerd tot FNV. Sindsdien is werknemer werkzaam bij FNV. Om te voorzien in de gevolgen van de fusie is FNV met FNV Personeel een sociaal plan overeengekomen. Als gevolg van de reorganisatie is werknemer in september 2015 boventallig verklaard. Werknemer is vanaf september 2015 tijdelijk geplaatst als procesjurist op het regiokantoor te Rotterdam. Deze plaatsingen zijn verlengd tot 1 mei 2018. Maandag 12 maart 2018 heeft werknemer zich bij P, zijn functioneel leidinggevende, ziek gemeld omdat hij op vakantie zijn achillespees en kuitbeenspier had gescheurd. Op donderdag 15 maart 2018 heeft P met werknemer gebeld met het verzoek om vanuit huis in een dossier een conclusie van repliek te schrijven die uiterlijk op 10 april 2018 moest worden ingediend. Werknemer heeft tijdens dit telefoongesprek te kennen gegeven dat hij niet weet of en voor hoeveel uur hij in staat zou zijn om werkzaamheden te verrichten. De bedrijfsarts heeft geadviseerd dat werknemer maximaal vier uur per dag thuis kan werken. Aan werknemer is medegedeeld dat zijn inzet vanuit de Interimpool per 1 mei zal eindigen vanwege de niet-coöperatieve en constructieve houding van werknemer. Werknemer vordert wedertewerkstelling in de functie van procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam.
Oordeel
De kantonrechter begrijpt de vordering van werknemer tot wedertewerkstelling in de functie van procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam aldus dat werknemer heeft bedoeld te vorderen dat hij weer wordt toegelaten tot het verrichten van de hem sinds hij boventallig is verklaard opgedragen tijdelijke werkzaamheden als procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam. FNV heeft er allereerst op gewezen dat gelet op de bedrijfseconomische omstandigheden het niet opportuun is werknemer weer toe te laten tot de tijdelijke werkzaamheden en dat het tijdelijke werk er niet meer is. De kantonrechter stelt voorop dat het huidige sociaal plan is opgesteld wegens de fusie van de verschillende FNV-bonden en dat werknemer als gevolg van die fusie boventallig is verklaard. Dat er thans sprake is van andere bedrijfseconomische omstandigheden dan waarvoor het sociaal plan destijds is opgesteld is niet gebleken. Werknemer valt als gevolg van het feit dat hij boventallig is verklaard onder het sociaal plan. Nu de looptijd van het sociaal plan tot 1 oktober 2018 is, kan FNV niet worden gevolgd in haar stelling dat gelet op de bedrijfseconomische omstandigheden het niet opportuun is werknemer weer toe te laten. Zolang de looptijd van het sociaal plan niet is verstreken kan werknemer zich op toepassing van het sociaal plan beroepen. FNV kan de inzet van werknemer daarom niet zonder meer beëindigen. FNV kan evenmin worden gevolgd in haar stelling dat het tijdelijke werk er niet meer is. Indien het tijdelijk werk dat door werknemer als procesjurist werd uitgevoerd er per 1 mei 2018 niet meer zou zijn, had FNV kunnen volstaan dit als reden voor de beëindiging van zijn inzet per 1 mei 2018 op te geven. FNV heeft echter in haar e-mailbericht van 28 maart 2018 juist aangegeven dat mede gelet op het gedrag van werknemer de inzet per 1 mei 2018 wordt beëindigd. FNV heeft subsidiair aangevoerd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat werknemer zich formeel opstelt en dat de communicatie moeizaam verloopt, maar FNV heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan voorshands moet worden geoordeeld dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie dat werknemer niet meer tot de tijdelijke werkzaamheden zou moeten worden toegelaten. De gevorderde wedertewerkstelling wordt toegewezen.