Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 30 juli 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:7306
werkneemster/Stichting Woonzorgcentrum De Beyart
Feiten
Werkneemster is op 14 september 2015 bij Stichting Woonzorgcentrum De Beyart (hierna: De Beyart) in dienst getreden in de functie van verzorgende. De Beyart heeft de binnen haar onderneming geldende voorschriften vastgelegd in verschillen protocollen, waarin onder meer staat opgenomen dat toediening van geneesmiddelen moet worden vastgelegd in een toedieningslijst en afwijkende of gevaarlijke situaties zo spoedig mogelijk moeten worden gemeld bij de leidinggevende. In mei 2018 is gebleken dat werkneemster – vanwege de tijds- en werkdruk – anderen heeft ingeschakeld voor de medicijnronde waarvoor zij zelf verantwoordelijk was. Vervolgens heeft zij, in strijd met de werkelijkheid, op de toedieningslijst vermeld dat zij degene was die de medicijnen had toegediend. Op 2 mei 2018 is werkneemster op staande voet ontslagen. De Beyart heeft hieraan ten grondslag gelegd dat werkneemster (1) in ernstige mate de bekwaamheid mist tot het verrichten van de bedongen arbeid, (2) zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschifte, waardoor zij het vertrouwen van De Beyart onwaardig is geworden en (3) op grovelijke wijze haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst heeft veronachtzaamd. Bij brief van 8 mei 2018 heeft werkneemster zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van de arbeid. In het verlengde hiervan heeft zij zich ziek gemeld vanwege het tussen partijen voorgevallen incident. Werkneemster verzoekt c.q. vordert thans vernietiging van de opzegging en doorbetaling van loon. Voor zover de opzegging wordt vernietigd, verzoekt De Beyart voorwaardelijke ontbinding.
Oordeel
Werkneemster stelt dat zij als verzorgende met zeer grote regelmaat, door de tijds- en werkdruk, anderen inschakelt voor de medicijnronde en dat de lijst dan door haar en niet door de feitelijke toediener van de medicijnen wordt geparafeerd. Werkneemster merkt hierbij op dat deze gang van zaken de dagelijkse praktijk binnen de organisatie van De Beyart weerspiegelt. De kantonrechter oordeelt dat het bestaan van deze praktijk ook kan worden afgeleid uit een e-mailbericht van werkneemster, waarin is vermeld dat ook ‘helpenden’ – vanwege de tijds- en werkdruk – de medicijnronde doen, terwijl dit volgens het protocol niet is toegestaan. De kantonrechter neemt dan ook als vaststaand aan dat werknemers onderling overstijgende afspraken mochten maken over de verdeling van taken, waaronder het toedienen van medicatie.
Dringende reden
De kantonrechter gaat voorbij aan het verwijt dat werkneemster valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. Zij heeft (enkel) vertrouwd op de integriteit en zorgvuldigheid in de uitvoering van taken aan de kant van degene(n) die zij vrijwel dagelijks inschakelde om haar te assisteren met het toedienen van de medicatie. De omstandigheid dat werkneemster niet alsnog een melding heeft gemaakt van de door haar niet verstrekte medicatie, geeft blijk van het feit dat werkneemster slordig te werk is gegaan. Hieruit volgt evenwel niet dat werkneemster daarom in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid mist dan wel op grovelijke wijze haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst heeft veronachtzaamd. Verder wordt meegewogen dat De Beyart aan de handelwijze van werkneemster vergaande conclusies heeft verbonden, zoals het doen van aangifte van strafbare gedragingen, het inlichten van familieleden van bewoners en het maken van een melding bij de IGZJ. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging wordt toegewezen.
Voorwaardelijke ontbinding
Voorts overweegt de kantonrechter dat in het onderhavige geval sprake is van een zodanig verband tussen de ziekte van werkneemster en de door De Beyart gestelde ontslaggronden, dat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen plaats is. De huisarts van werkneemster heeft eerder geconstateerd dat werkneemster lijdt aan stressklachten, welke mede worden veroorzaakt door hoge werkdruk en overbelasting. De kantonrechter acht dan ook aannemelijk dat de ziekte van werkneemster een relatie heeft met de incidenten op grond waarvan De Beyart ontbinding verzoekt. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.