Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 4 september 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:3709
X/de vennootschap
Feiten
X heeft vanaf de zomer 2003 in opdracht van de vennootschap diverse werkzaamheden verricht. Hij hield zich onder andere bezig met het laden en lossen van vrachtwagens. X is sinds januari 2005 als zelfstandig ondernemer gevestigd in Polen en staat in Nederland ingeschreven als ondernemer. Op 20 september 2013 heeft X op het terrein van de vennootschap een ongeval gehad. X is op een rijdende heftruck gesprongen. Daarna heeft hij, zijwaarts hangend, tegen de chauffeur gezwaaid met zijn hand. De chauffeur van de vorkheftruck schrok daarvan en stuurde daarbij naar links en trapte op de rem. Daardoor schoof de big bag naar voren en viel tegen een vrachtwagen. De big bag en de pallet drukten het slachtoffer tegen de vrachtwagen. Daarbij is het rechter scheenbeen van X op meerdere plaatsen gebroken en is zijn rechter kuitbeen gebroken. Op 17 december 2015 heeft (de advocaat van) X het ongeval gemeld bij de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW). Bij brief van 16 juni 2014 heeft de advocaat van X de vennootschap aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. De vennootschap heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. In eerste aanleg heeft X onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat de Vennootschap aansprakelijk is voor de schade van X als gevolg van het arbeidsongeval, alsmede vergoeding van de schade en voldoening van achterstallig loon. De kantonrechter heeft de vorderingen van X afgewezen. X gaat in hoger beroep.
Oordeel
Partijen zijn het erover eens dat artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is en dat X schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De vennootschap dient onder meer de instructie te geven dat een vorkheftruck niet mag worden gebruikt als vervoermiddel of als lift en de vennootschap moet erop toezien dat die instructies in de praktijk worden nageleefd. De vennootschap stelt die instructies te hebben gegeven via de voorman op de eerste werkdag, met een cursus en met waarschuwingsstickers op de heftruck. De vennootschap heeft verder aangevoerd dat controle op naleving van die instructies in de praktijk niet haalbaar is. Maar ook indien dat anders zou zijn, leidt dat niet tot het oordeel dat de vennootschap dan aan haar zorgplicht heeft voldaan. De heer Y (directeur van de vennootschap) heeft verklaard dat er wel eens in de cabine naast de bestuurder werd meegereden in een vorkheftruck hoewel dat niet mag. Hij verklaarde verder dat hij zelf ook wel eens meereed. Naar het oordeel van het hof is daarmee komen vast te staan dat niet alleen onvoldoende toezicht werd gehouden op het naleven van de gegeven instructies rond het gebruik van de vorkheftruck, maar dat het in de praktijk gebruikelijk was om daarmee in strijd te handelen. De gegeven veiligheidsinstructies hebben daarmee hun werking in de praktijk verloren. Bij die stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat de vennootschap haar zorgplicht is nagekomen. De vennootschap heeft er op gewezen dat zij niet aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door bewust roekeloos handelen van X. Het hof acht het van belang dat in dit geval de veiligheidsinstructies in de praktijk niet werden nageleefd. Dat kan onder omstandigheden van invloed zijn op de voorzienbaarheid voor de vennootschap dat binnen haar bedrijf op de vork van een rijdende heftruck wordt meegereden en op de kwalificatie van het handelen van X. De bewijslast van feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat X opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld en dat zijn schade in belangrijke mate daarvan het gevolg is, rust op de vennootschap. De vennootschap heeft daartoe een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Het hof zal daarom de vennootschap tot bewijslevering toelaten. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.