Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 8 mei 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2466
werknemer/Tibco Software Services Netherlands B.V.
Feiten
Werknemer is op 17 maart 2004 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Tibco Software Services Netherlands B.V. (hierna: Tibco). Zijn maandsalaris bedroeg laatstelijk € 11.480,19 bruto. Daarnaast had werknemer aanspraak op variabel loon. Bij beschikking van 19 oktober 2016 (niet gepubliceerd) is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden. Geoordeeld is dat Tibco jegens werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Om die reden is een billijke vergoeding van € 219.392 bruto toegekend, die nadien door Tibco aan werknemer is betaald. In het onderhavige geschil staat de verschuldigdheid van de transitievergoeding centraal. In eerste aanleg is het verzoek van werknemer tot toekenning van de transitievergoeding afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer zijn recht op een transitievergoeding heeft verwerkt, vanwege bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij Tibco het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat werknemer zijn aanspraak op een transitievergoeding niet meer geldend zou maken.
Oordeel
Rechtsverwerking
Naar het oordeel van het hof kunnen de door Tibco aangehaalde feiten en omstandigheden niet meebrengen dat haar beroep op rechtsverwerking wegens bij haar gewekt vertrouwen slaagt. Een werknemer kan ervoor kiezen in een afzonderlijke procedure om toekenning van een transitievergoeding te verzoeken. Dat werknemer in de tussen hem en Tibco gevoerde ontbindingsprocedure niet om toekenning van een transitievergoeding heeft verzocht, kan daarom in redelijkheid niet hebben bijgedragen aan het gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van Tibco dat werknemer zijn recht daarop niet geldend zou maken. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat ‘stilzitten’ slechts tot rechtsverwerking kan leiden indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van de rechthebbende had mogen worden verwacht (HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574, NJ 2017/75, r.o. 4.3). Van dergelijke omstandigheden was in dit geval geen sprake. Het had in de gegeven omstandigheden eerder op de weg van Tibco gelegen op enig moment te onderzoeken of werknemer daadwerkelijk voornemens was zijn recht op een transitievergoeding niet geldend te maken, mede gelet op het feit dat het een substantieel bedrag betrof dat mogelijk van invloed was bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding en gelet op het mogelijk substantiële nadeel dat werknemer zou ondervinden door geen aanspraak te maken op de transitievergoeding in het geval ernstig verwijtbaar handelen door Tibco zou worden vastgesteld. Dat Tibco hiernaar heeft geïnformeerd, is gesteld noch gebleken. Wat betreft de hoogte van de aan werknemer toegekende billijke vergoeding overweegt het hof dat uit de ontbindingsbeschikking van 19 oktober 2016 niet blijkt dat de kantonrechter bij het berekenen van die vergoeding in aanmerking heeft genomen dat werknemer geen transitievergoeding had verzocht. Het voorgaande brengt met zich dat werknemer zijn recht op de transitievergoeding niet heeft verwerkt.
Hoogte transitievergoeding
Vast staat dat werknemer een vast salaris genoot en dat hij daarnaast een variabel loon ontving. Werknemer heeft betoogd dat de door hem ontvangen commissie als provisie in de zin van artikel 2 lid 2 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding kwalificeert en dat artikel 2 lid 1 en 3 lid 1 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur meebrengen dat de periode van maart 2012 tot en met februari 2013 in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de gemiddelde provisie. Nu Tibco deze stellingen verder niet heeft weersproken moet van de juistheid daarvan worden uitgegaan. Over die periode is het totale commissiebedrag € 248.878,87. De transitievergoeding wordt toegewezen ter hoogte van een bedrag van € 368.753,67 bruto.