Naar boven ↑

Rechtspraak

ISS Cleaning Services/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 28 augustus 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:3111

ISS Cleaning Services/werknemer

Werknemer had een legitiem belang om niet zonder meer op het verzoek van werkgever (werken op een andere locatie) in te gaan. Werkgever had met werknemer in gesprek moeten gaan. Geen dringende reden voor ontslag. Billijke vergoeding van € 10.000 op zijn plaats.

Feiten

Werknemer is op 12 november 2001 in dienst getreden bij ISS in de functie van schoonmaker. Naast zijn werkzaamheden voor ISS was werknemer sinds 2007 werkzaam bij Pantar. Zijn werktijden waren daar van 8.00 uur tot 16.30 uur. Bij brief van 11 oktober 2016 heeft ISS werknemer overgeplaatst naar een andere locatie. Hierop is namens werknemer bij e-mail van 13 oktober 2016 aan ISS bericht dat deze locatie qua reisafstand en de daarmee gemoeide tijd voor hem niet haalbaar was in verband met zijn werk bij Pantar. Partijen hebben over deze kwestie verder gecorrespondeerd. Hij is vervolgens overgeplaatst naar een andere locatie, dichterbij Pantar. Ook hiertegen heeft werknemer bezwaar gemaakt. In een brief van 21 december 2016 heeft ISS werknemer verzocht om zijn werkzaamheden per 23 december 2016 bij de nieuwe locatie uit te voeren bij gebreke waarvan hij op staande voet zou worden ontslagen. Hieraan heeft werknemer geen gehoor gegeven. Hij is nogmaals in de gelegenheid gesteld zijn werkzaamheden op de nieuwe locatie te hervatten. Bij brief van 3 januari 2017 is werknemer op staande voet ontslagen. In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is omdat van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt geen sprake is. Er is aan werknemer onder meer een billijke vergoeding van € 3.500 toegekend. ISS gaat in hoger beroep. 

Oordeel

Het hof is van oordeel dat werknemer een legitiem belang had om niet zonder meer op de door ISS voorgestelde locaties te (willen) gaan werken. Gesteld noch gebleken is dat ISS aan werknemer duidelijk heeft gemaakt waarom (juist) hij op een andere locatie werkzaamheden voor ISS diende te gaan verrichten. Verder is niet gebleken dat ISS aan werknemer heeft aangeboden om structureel later dan om 17.00 uur op de nieuwe locaties met zijn werkzaamheden voor ISS te starten. ISS heeft betoogd dat zij zich geen zorgen zou maken om vier minuten extra reistijd voor werknemer en dat met vier of tien minuten laten beginnen in de planning rekening kan worden gehouden. Werknemer heeft echter terecht aangevoerd dat dat niet strookt met het feit dat ISS niet is ingegaan op het bij e-mail van 16 februari 2017 gedane voorstel van de advocaat van werknemer dat als hij een kwartier later zou mogen beginnen hij werkzaamheden voor ISS op de nieuwe locatie zou kunnen gaan verrichten. In plaats van met werknemer in gesprek te gaan, heeft ISS star vastgehouden aan haar verzoeken. Het hof is van oordeel dat ISS zich telkens te star en weinig oplossingsgericht jegens werknemer heeft opgesteld. Verder blijkt uit de e-mail die een medewerkster van ISS ’s ochtends op vrijdag 30 december 2016 aan de schoondochter van werknemer heeft gezonden dat partijen trachtten telefonisch contact te krijgen over het voorstel van werknemer om in onderling overleg afscheid van elkaar te nemen. Gelet hierop acht het hof het onbegrijpelijk dat ISS daags daarna, zonder in te gaan op deze uitnodiging, heeft besloten tot ontslag op staande voet over te gaan. De door ISS aan werknemer verweten gedragingen leveren daarmee geen dringende reden op als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. Dat betekent dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Met betrekking tot de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding acht het hof onder meer de volgende omstandigheden van belang. Werknemer is thans 62 jaar oud. Werknemer is zestien jaar in dienst geweest van ISS en heeft over het algemeen goed gefunctioneerd. Verder acht het hof de opstelling en handelwijze van ISS jegens werknemer kwalijk. Werknemer heeft recht op een transitievergoeding van € 11.163,96 bruto. Alles afwegende komt het hof tot het oordeel dat aan werknemer een billijke vergoeding van € 10.000 bruto toekomt