Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 31 oktober 2018
ECLI:NL:RBOVE:2018:4121
Stichting Mijande Wonen/werknemer
Feiten
Werknemer is bij Stichting Mijande Wonen (hierna: Mijande) werkzaam geweest als directeur. Werknemer is op 25 juni 2018 op staande voet ontslagen. In een eerdere procedure (zie AR 2018-1223) is komen vast te staan dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Thans verzoekt Mijande om toekenning van een vergoeding ex artikel 7:677 lid 3 BW, inhoudend een vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Werknemer verzoekt de kantonrechter de vergoeding te matigen.
Oordeel
De kantonrechter heeft in de eerdere procedure geoordeeld dat het ontslag op staande voet is gelegen in aan werknemer toe te rekenen, ernstig verwijtbare, gedragingen. Daarmee is sprake van de in artikel 7:677 lid 2 BW bedoelde schuld. De verzochte vergoeding is dus in beginsel toewijsbaar. Artikel 7:677 lid 5 bepaalt dat de kantonrechter de vergoeding onder omstandigheden kan matigen. Werknemer heeft het verzoek tot matiging echter niet specifiek onderbouwd en de kantonrechter ziet in de in de eerdere beschikking gegeven overwegingen en oordelen geen aanleiding de vergoeding te matigen. De kantonrechter ziet wel aanleiding de proceskosten van deze procedure te compenseren nu Mijande haar verzoek bij wijze van tegenverzoek in de andere procedure had kunnen doen en het verzoek betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex.