Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 31 oktober 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:7881
werknemer/Pathé Theatres B.V.
Feiten
Werknemer is per 1 januari 2018 in dienst bij Pathé Theatres B.V. (hierna: Pathé) als financieel directeur. Vanaf het e-mailadres van de CEO van de moedervennootschap van Pathé kwamen bij werknemer en de algemeen directeur (hierna: X) in maart 2018 verzoeken binnen om geld over te maken naar een externe partij. In totaal hebben werknemer en X in zo’n drie weken tijd op verzoek van de CEO ruim € 19.200.000 overgemaakt. Nadat bij de moedervennootschap vragen rezen over de transacties, werd eind maart 2018 duidelijk dat Pathé slachtoffer was geworden van zogeheten CEO-fraude. Werknemer en X zijn op 29 maart 2018 geschorst. Pathé heeft vervolgens aan een recherchebureau opdracht gegeven onderzoek te doen. Uit het onderzoeksrapport volgde dat niet is aangetoond dat werknemer kennis van de fraude heeft gehad. Op 26 april 2018 is werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is hem voorgehouden dat hij een groot aantal 'red flags' heeft genegeerd. Werknemer verzoekt thans vernietiging van het ontslag op staande voet. Pathé verzoekt voor zover de arbeidsovereenkomst nog mocht bestaan deze te ontbinden vanwege verwijtbaar handelen, althans een verstoorde arbeidsverhouding.
Oordeel
Dringende reden voor ontslag op staande voet
Werknemer was eindverantwoordelijk voor de financiën van Pathé. In dat kader werd hij benaderd door de algemeen directeur met het oog op het verrichten van een aantal grote betalingen in opdracht van de twee hoogstgeplaatste personen binnen het Pathéconcern. Dat is op zich geen reden die betalingen klakkeloos uit te voeren, zeker als er geen relatie is met de Nederlandse vennootschap. Werknemer heeft dat echter ook niet gedaan, maar heeft aangedrongen op bevestiging van de te verrichten betalingen. Die bevestiging is er ook gekomen. Vervolgens is een aantal betalingen verricht terwijl werknemer op vakantie was en in die periode is eveneens het aanvragen van gelden uit de cash-pool bij de moedervennootschap in gang gezet. Na terugkomst van zijn vakantie heeft werknemer de financiële afhandeling van de verzoeken die alle via X binnenkwamen weer op zich genomen. Tot de betaling van de laatste tranche van de beweerdelijke transactie waren er geen bijzondere nieuwe omstandigheden die voor werknemer reden hadden moeten zijn zijn opstelling te wijzigen. Vervolgens hebben na betaling van de laatste tranche nog twee grote betalingen plaatsgevonden. Dat lag enerzijds niet voor de hand en uit de correspondentie blijkt dat in ieder geval X zich hierover verbaasde. Anderzijds had X met in haar kielzog werknemer zich er inmiddels van laten overtuigen daadwerkelijk met de twee hoogstgeplaatste personen van Pathé te maken te hebben, zodat niet onbegrijpelijk is dat ook de latere opdrachten zijn uitgevoerd. Daarbij is nog van belang dat onweersproken is gebleven dat bij Pathé ook grotere bedragen omgaan zodat betalingen met grote omvang op zichzelf nog geen reden zijn voor achterdocht. Dit wordt bevestigd door het feit dat het hoofdkantoor in Frankrijk zonder problemen of vragen betalingen vanuit de cash-pool uitvoerde. Naar het oordeel van de kantonrechter had in de laatste fase meer oplettendheid van werknemer mogen worden verwacht, maar het ontbreken daarvan is onvoldoende om een dringende reden op te leveren. De conclusie die het door Pathé ingeschakelde recherchebureau trekt, ligt hiermee in lijn. Al met al is van een dringende reden geen sprake. De kantonrechter vernietigt het ontslag.
Ontbindingsverzoek (e-grond)
De kantonrechter oordeelt dat wel sprake is van verwijtbaar handelen van werknemer, zeker in de fase waarin de beweerdelijke transactie was afgerond. Een plausibele uitleg voor de twee grote vervolgbetalingen die toen nog plaatsvonden werd immers niet gegeven. Van werknemer had een kritischer houding mogen worden verwacht. De volgende vraag is dan of dit verwijtbare handelen van werknemer zodanig is dat van Pathé niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij is van belang dat werknemer als financieel eindverantwoordelijke het vertrouwen van de (middellijk) aandeelhouder en de (huidige) statutair bestuurder nodig heeft. Duidelijk is dat dit vertrouwen er niet meer is. Het wegvallen van dat vertrouwen is gezien de gang van zaken ook begrijpelijk en levert naar het oordeel van de kantonrechter de situatie op dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van Pathé gevergd kan worden. Herplaatsing ligt gezien het voorgaande evenmin in de rede. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.