Naar boven ↑

Rechtspraak

G-Star Raw c.s./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 30 oktober 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:4034

G-Star Raw c.s./werknemer

Voorwaardelijk concurrentiebeding dat in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is opgenomen en pas zou gaan gelden indien tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten is volgens het hof niet geldig tot stand gekomen. Niet voldaan aan schriftelijkheidsvereiste.

Feiten

Werknemer is op 15 november 2013 in dienst getreden bij G-Star in de functie van Designer. In de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden is een concurrentiebeding opgenomen dat pas zou gaan gelden indien tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten. Deze arbeidsovereenkomst is meerdere malen verlengd. Bij brief van 21 april 2015 heeft G-Star werknemer bericht dat de arbeidsovereenkomst per 15 mei 2015 wordt verlengd voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft de brieven waarin de verlenging wordt aangekondigd voor akkoord ondertekend. Bij brief van 7 december 2017 heeft Calvin Klein aan werknemer een aanbod gedaan voor de functie van Senior Designer. Dit aanbod is gedaan onder de 'suspensive condition' inhoudende dat werknemer de schriftelijke bevestiging heeft van zijn werkgever dat hij niet is gebonden aan het concurrentiebeding. G-Star heeft werknemer op 12 december 2017 mondeling laten weten dat indiensttreding bij Calvin Klein in strijd is met het concurrentiebeding. Werknemer heeft zich tegen dit standpunt verzet. Partijen zijn in overleg getreden, maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Bij e-mail van 2 januari 2018 heeft G-Star werknemer bevestigd dat hij niet meer aan de nieuwe collecties mag werken. Werknemer heeft nadien archiefwerkzaamheden verricht. De kantonrechter heeft overwogen dat naar haar voorlopig oordeel geen sprake is van een geldig concurrentiebeding. Hierna is werknemer per 1 april 2018 in dienst getreden van Calvin Klein. G-Star gaat in hoger beroep.

Oordeel

Het hof acht het voldoende aannemelijk dat in een bodemzaak zal worden geoordeeld dat niet op rechtsgeldige wijze een concurrentiebeding tot stand is gekomen. Met het door werknemer ondertekenen van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd hij nog niet gebonden aan een concurrentiebeding. Het concurrentiebeding zou immers pas van kracht worden indien en zodra met hem een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten. Hetzelfde gold bij het sluiten van de tweede en derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Omdat bij het sluiten van de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet zeker was dat aansluitend een arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd zou worden aangegaan, lag het ooit van kracht worden van het concurrentiebeding gedurende de looptijd van die arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geenszins vast. Het hof acht het aannemelijk dat werknemer bij het aangaan van de eerste arbeidsovereenkomst zich er niet van bewust was dat hierin een (voorwaardelijk) concurrentiebeding was opgenomen en wat daarvan de gevolgen voor hem zouden kunnen zijn, omdat dat beding op dat moment voor hem immers geen consequenties had. Op de vraag van het hof aan G-Star waarom niet bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd expliciet werd bevestigd dat daardoor het concurrentiebeding van kracht zou worden, heeft G-Star geen duidelijk, althans een onbevredigend antwoord gegeven, namelijk dat dit niet nodig werd bevonden. Gelet op de bijzondere waarborg van het schriftelijkheidsvereiste had bij het door ondertekening van de brief van 21 april 2015 sluiten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd daarin het concurrentiebeding moeten worden aangehecht, of had uit de door werknemer ondertekende brief moeten blijken dat hij uitdrukkelijk instemde met het concurrentiebeding. Nu dat niet is gebeurd is geen geldig concurrentiebeding tot stand gekomen.