Naar boven ↑

Rechtspraak

de ondernemingskamer van hoofdkantoor ING Bank N.V./ING Bank N.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 19 oktober 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:4043

de ondernemingskamer van hoofdkantoor ING Bank N.V./ING Bank N.V.

Medezeggenschap. Adviesaanvraag kan niet worden aangemerkt als een vervolg op de hoofdadviesaanvraag, zodat de toezegging in het kader van die hoofdadviesaanvraag dat het Sociaal Plan 2016-2017 van toepassing is niet geldt.

Feiten

Op 25 mei 2016 heeft het hoofdkantoor van ING (hierna: ING) een hoofdadviesaanvraag aan haar ondernemingsraad (hierna: de OR) voorgelegd, waarin onder meer advies werd gevraagd over de voorbereiding op het inzetten van het ‘sourcen’ van Finance operations activiteiten naar de ING-locatie in Manilla, de Filipijnen. Onder het kopje 'Personele gevolgen' staat vermeld dat op alle adviesaanvragen, volgend uit deze hoofdadviesaanvraag, het Sociaal Plan 2016-2017 van toepassing is. Op 17 juli 2017 is bekendgemaakt dat ING en de vakorganisaties overeenstemming hebben bereikt over een nieuw sociaal plan, het Sociaal Plan 2018-2022, dat zal gelden voor alle adviesaanvragen die op of na 1 januari 2018 geïmplementeerd worden, tenzij op de adviesaanvraag het Sociaal Plan 2016-2017 al van toepassing is verklaard. Op 22 november 2017 heeft de bestuurder een adviesaanvraag aan de OR voorgelegd. ING heeft het Sociaal Plan 2018-2022 op die adviesaanvraag van toepassing verklaard. De OR heeft negatief geadviseerd. ING heeft het besluit definitief genomen op 29 maart 2018. De OR stelt zich op het standpunt dat op voornoemd besluit het Sociaal Plan 2016-2017 van toepassing is, omdat dit besluit voortvloeit uit de hoofdadviesaanvraag. De OR verzoekt een verklaring voor recht dat ING niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 29 maart 2018.

Oordeel

De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Centraal staat de vraag of de eerder gedane toezegging ook geldt ten aanzien van het besluit van 29 maart 2018. De OR stelt dat het outsourcen van werk onderdeel is van voornoemd besluit, dat dit besluit daarom voortvloeit uit de hoofdadviesaanvraag en dat daarom het Sociaal Plan 2016-2017 van toepassing is. ING heeft echter gemotiveerd betwist dat sourcing deel uitmaakt van het besluit. Kort gezegd oordeelt de Ondernemingskamer dat dit uit de schriftelijke stukken niet blijkt. Ook de stelling van de OR dat het besluit de GFS-organisatie gereedmaakt voor sourcing is door de OR onvoldoende aannemelijk gemaakt. ING heeft gemotiveerd betwist dat zij nu al voorbereidingen treft met het oog op het sourcen van werkzaamheden van GFS: tijdelijk zijn twee werknemers van andere ING-locaties in Amsterdam ingezet om vacatures in te vullen nadat die eerst zonder succes intern waren opengesteld; het ging dus niet om het verplaatsen van GFS-werkzaamheden naar andere ING-locaties. De conclusie is dat sourcing geen onderdeel is van de onderhavige adviesaanvraag. De adviesaanvraag kan dan ook niet worden aangemerkt als een vervolg op de hoofdadviesaanvraag. De toezegging in de hoofdadviesaanvraag ter zake van het Sociaal Plan 2016-2017 is daarom op het onderhavige besluit niet van toepassing. De vraag of de toezegging in de hoofdadviesaanvraag ertoe leidt dat bij een eventueel toekomstige adviesaanvraag aangaande sourcing het Sociaal Plan 2016-2017 van toepassing moet worden verklaard op een (voorgenomen) besluit, is mede afhankelijk van de aard, omvang en strekking van het alsdan voorliggend (voorgenomen) besluit en kan daarom, in weerwil van de ter zitting door partijen geuite andersluidende wens, in deze procedure niet in algemene zin worden beantwoord.