Naar boven ↑

Rechtspraak

Automobielbedrijf Eijpe/werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 20 november 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:10105

Automobielbedrijf Eijpe/werknemer

Werkgever staakt loonbetaling stellende dat werknemer arbeidsgeschikt is. Deskundigenoordeel: werknemer is arbeidsongeschikt. Dat oordeel maakt arbeidsongeschiktheid voorshands aannemelijk. Ook geen sprake van opzet. Risicovol gedrag is onvoldoende om opzet te kunnen aannemen.

Feiten

Werknemer is op 4 mei 2015 bij werkgever in dienst getreden in de functie van eerste automonteur en APK Keurmeester. Werknemer heeft zich op 14 december 2015 ziek gemeld met rugklachten. Vanaf eind augustus 2016 tot einde dienstverband heeft werknemer niet meer gewerkt. Vanaf 1 juni 2016 heeft werkgever geen loon meer betaald aan werknemer. Ook de vakantietoeslag over de periode van juni 2015 tot einde dienstverband is niet betaald. Werkgever heeft geen Arbodienst of bedrijfsarts ingeschakeld. Het UWV heeft in een deskundigenoordeel, gedateerd 6 oktober 2016, geoordeeld dat werknemer ongeschikt is voor de functie van automonteur. Op 28 februari 2017 is het dienstverband tussen partijen geëindigd. Artikel 67 van de toepasselijke cao voor de Klein Metaal bepaalt dat de werkgever bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer gehouden is het salaris door te betalen gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden. Het gaat dan gedurende de eerste zes maanden om 100 procent van het loon en gedurende de volgende achttien maanden om 90 procent daarvan. Werknemer heeft in eerste aanleg onder meer achterstallig loon gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen (hoofdsom € 14.897,03 bruto). Werkgever komt tegen dit vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Met het deskundigenoordeel is de stelling van werknemer dat hij (ook) in de nu besproken periode arbeidsongeschikt was voor zijn werk als automonteur wegens ziekte voorshands voldoende aannemelijk. Werkgever heeft echter feiten en omstandigheden aangevoerd die volgens hem de conclusie rechtvaardigen dat van arbeidsongeschiktheid geen sprake was. Werkgever heeft het verweer gevoerd dat (a) het deskundigenoordeel onvoldoende is onderbouwd; (b) dat werknemer op een bromfiets en in een auto reed; (c) dat werknemer kapwerkzaamheden aan een boom verrichte en (d) dat er voldoende licht werk te doen was in de garage. Over deze punten wordt het volgende opgemerkt. (a) Het feit dat niet vermeld is welke specialist het rustadvies heeft gegeven en wanneer dat precies is gebeurd ,neemt niet weg dat de deskundige tot zijn slotconclusie is gekomen. (b) Werknemer had last van zijn rug. Kennelijk, zo blijkt uit een brief van de huisarts, waren de klachten niet zo ernstig dat rijden op een bromfiets niet meer mogelijk was. (c) Op de door wekgever overgelegde foto is niet te zien dat werknemer kapwerkzaamheden verricht. (d) Werknemer heeft erkend dat hij in staat was licht werk te doen. Werkgever had zelf een bedrijfsarts moeten inschakelen. Dat had eerder duidelijkheid kunnen verschaffen over de mate van arbeids(on)geschiktheid van werknemer en over de mogelijkheden om passende arbeid te verrichten. De door werkgever aangevoerde feiten en omstandigheden zijn onvoldoende zwaarwegend om de conclusie van de verzekeringsarts opzij te zetten en te oordelen dat werknemer wel degelijk in staat was zijn werk als automonteur te doen. Werkgever voert voorts aan dat werknemer zwaar diabetespatiënt is en om die reden kalm aan moet doen. Niettemin heeft hij zijn eigen huis verbouwd met al het zware werk van dien en zich daarbij zo ingespannen dat hij zijn werk bij werkgever niet meer kon doen. Aan werknemer kan een rechtens relevant verwijt van zijn ziekte worden gemaakt omdat voor hem redelijkerwijs voorzienbaar was dat arbeidsongeschiktheid zou intreden. De opzet van de werknemer moet gericht zijn op het ziek worden. Opzettelijk risicovol gedrag kan niet tot verlies van aanspraken leiden. Dat werknemer zijn huis verbouwd heeft met het doel daardoor arbeidsongeschikt te worden is niet aannemelijk.