Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22 november 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:4855
werkneemster/werkgever
Feiten
Werkgever exploiteert een supermarkt. Werkneemster is met ingang van 25 mei 2009 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger) van werkgever als kassamedewerkster. Op 2 mei 2011 is een personeelsverenging opgericht. Werkneemster is bij de oprichting als penningmeester aangesteld. De personeelsvereniging heeft een rekening bij ING. Aan deze rekening is een pinpas gekoppeld. Werkneemster maakte gebruik van de pinpas. Op 10 februari 2015 is werkneemster wegens ziekte uitgevallen. Na 104 weken van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, heeft zij vanaf 7 februari 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Vanaf die datum is er sprake van een slapend dienstverband. Werkneemster heeft een stacaravan op een vakantiepark. Op dat vakantiepark heeft zij met de pinpas van de rekening een aantal bedragen opgenomen. Verder bleek over de periode van 30 mei 2011 tot en met 6 juli 2017 178 keer contant geld te zijn opgenomen of te zijn betaald met de pinpas voor een bedrag van in totaal circa € 31.063. Werkneemster is op 18 juli 2017 op staande voet ontslagen. Werkgever heeft aangifte gedaan van verduistering en werkneemster is aangehouden en verhoord. Werkneemster heeft in eerste aanleg onder meer vernietiging van de opzegging verzocht. De kantonrechter heeft de vorderingen van werkneemster afgewezen. Werkneemster komt in hoger beroep.
Oordeel
Werkgever heeft onbetwist gesteld dat werkneemster de enige was die gemachtigd was om de financiële zaken van de personeelsvereniging te regelen en tot mei 2017 als enige toegang had tot de rekeningafschriften. Werkneemster heeft geen toelichting gegeven tijdens het gesprek op 17 juli 2017 en zich vervolgens in de strafrechtelijke procedure op haar zwijgrecht beroepen. Pas later tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg wist zij zich ineens weer iets te herinneren. Het had op de weg van werkneemster gelegen om direct een toelichting te geven op de transacties die zij zich wist te herinneren. De diverse toelichtingen stroken niet met elkaar. Ook blijft onduidelijk waarom zoveel contante opnames zijn gedaan. Werkneemster heeft in het algemeen toegelicht dat de uitgaven naast de jaarlijkse uitgaven voor een feest met name cadeautjes betreffen zoals bonnen, bloemen en kaarten. Het komt het hof voor dat bonnen, bloemen en kaarten normaliter ook kunnen worden gepind, hetgeen extra handelingen als het opnemen van geld, het doen van wisselgeld in enveloppen en het bewaren en registreren van kassabonnen in klappers bespaart. Dat een ander dan werkneemster de pinpas jarenlang zou hebben gebruikt om contant geld op te nemen zonder dat werkneemster dit zou hebben gemerkt, terwijl zij als enige toegang had tot de rekening en het rekeningverloop en naar eigen zeggen alle uitgaven bijhield in twee klappers, acht het hof niet aannemelijk. Naar het oordeel van het hof heeft werkgever voldoende onderbouwd gesteld en werkneemster onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de genoemde bedragen heeft verduisterd. De verduistering van deze bedragen betreft in ieder geval € 775,11. Daarmee staat nog niet vast dat werkneemster alle gelden van de onverklaarbare transacties heeft verduisterd, maar het hof acht deze drie gevallen van verduistering elk op zich en zeker tezamen een voldoende dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet. De personeelsvereniging is weliswaar een andere rechtspersoon, maar is wel direct verbonden met werkgever. Werkneemster heeft dankzij haar dienstverband bij werkgever de functie van penningmeester kunnen betrekken en het vertrouwen gekregen om geld van het personeel van werkgever te beheren. Werkneemster heeft dit vertrouwen beschaamd. Daarmee is ook het vertrouwen van werkgever in werkneemster als werknemer beschaamd en kon van werkgever niet worden verwacht het dienstverband te laten voortduren.